augustus 2008
Mijn hart moet weer eens gelucht worden. Hoognodig. Dus luister.
Afgezien van het feit dat je me op persoonlijk vlak een heel erg nare man lijkt, denk ik dat wij op een heel erg fundamenteel niveau van mening verschillen op het vlak van muziek. Ook afgezien van het niet geheel onbelangrijke feit dat ik me afvraag hoe vaak het ‘talentenjacht’-format nog uitgemolken kan worden om in en in slechte televisie te produceren die zijn geestdodende waves avond na avond de Nederlandse huiskamers in blijft slingeren, ben ik duidelijk van mening dat muziek meer zou moeten voorstellen dan het selecteren van popsterretjes om daarmee een jaar of wat winst mee te genereren voor de muziekmaffia en het bedrijfsleven. Verder ook afgezien van het feit dat het op professionele wijze in elkaar deuken van de dromen van jonge Nederlanders voor het alziende oog van de camera in naam van de god van de kijkcijfers misschien niet heel erg ethisch verantwoord is, denk ik ook nog dat jouw gevoel voor humor godverdomme ver onder de maat is. Ik kan er niet om lachen. Maar bovenal hou ik niet van mensen die zelf op geen enkele vorm van talent te betrappen zijn. Van die mensen die dan tóch andere mensen door een gestapo-achtige selectie heenwurmen om in te kunnen zetten als winstcreërende zangrobots. Afgezien van dit alles wou ik maar effe het volgende kwijt: Muziek is GEEN consumptieartikel, Henk-Jan. Gewoon niet. Muziek is in het beste geval een uitbarsting vanuit de donkerste diepten en krochten van de menselijke ziel, en in minste geval gewoon leuke liedjes die toevallig fijn zijn om te luisteren. Niet een kunstmatig in elkaar gestoomde reeks tonen die door een team van gesjeesde producers en bobo’s is uitgedacht om zoveel mogelijk platen te verkopen. Muziek is een heel krachtig medium, waarmee je heel constructieve doelen kunt bereiken. Persoonlijke loutering. Een boodschap. Communicatie. Mensen raken. Dat soort dingen kun je allemaal met muziek. Als je dat zou willen tenminste. Maar dat wil je niet. Klaarblijkelijk. Je zei het immers zelf al: Het gaat om ‘mensen entertainen’. En dan zoveel mogelijk. Want er moet wel geld in het laatje komen natuurlijk. En daar gaat het om he. In de muziekindustrie. ‘Laat maar Henk-Jan. We hebben genoeg gehoord. We hebben er genoeg van. Ga maar gewoon naar huis.’
dinsdag 30 december 2008
Het meisje met de accordeon.
juli 2008
Ik stap in de metro naar mijn nieuwe huis in Amsterdam-Oost. Lijn 53 van Diemen-Zuid naar het Weesperplein. Ik ga zitten en vis mijn mp3-speler uit mijn jaszak om op die manier mijn werkdag zo snel mogelijk te kunnen vergeten middels wat fijne, olijke liederen. Op het moment dat ik op play wil drukken hoor ik een accordeon. Exact hetzelfde geluid als onze buurman vroeger maakte vanuit zijn tuin (toen ik nog een bonzaïversie van mezelf was). Zo’n stereotypes bevestigende beroepslimburger, je weet wel. Maar goed. Terug naar het heden in lijn 53. Ik kijk om. Er komt een meisje aanlopen. Een meisje met een accordeon. Ongeveer van mijn leeftijd vermoed ik. Ze speelt onverminderd door terwijl ze mensen aankijkt met een vragende, bijna wanhopige, maar tegelijkertijd afgestompte blik. Zou er iemand geld overhebben voor haar muzikale verrichtingen?
Ik heb reeds mijn oordopjes in dus ze loopt langs me zonder aandacht aan mij te besteden. Ik zie er natuurlijk ook niet echt uit als iemand die geld over heeft. Maar toch heb ik medelijden en ik begin alvast mijn broekzakken af te speuren naar eventueel aanwezig kleingeld als ze de metro alweer uitstapt. Ik staar haar een beetje meewarig na en besluit maar gewoon stoïcijns voor me uit te blijven kijken en te hopen dat ik snel thuis ben. De vriendin wacht en het eten wacht. En toch kan ik een schuldgevoel niet onderdrukken als de metro vaart maakt, ik mijn mp3-speler aanslinger en ik vanuit mijn ooghoek het meisje met de accordeon op een hoekje van het perron zie zitten. Spelend alsof haar leven ervan afhangt. Wat misschien ook nog wel zo is. Uit respect zet ik mijn mp3-speler weer uit en duw hem terug in mijn jaszak. Wat een gebaar. Eikel.
Ik stap in de metro naar mijn nieuwe huis in Amsterdam-Oost. Lijn 53 van Diemen-Zuid naar het Weesperplein. Ik ga zitten en vis mijn mp3-speler uit mijn jaszak om op die manier mijn werkdag zo snel mogelijk te kunnen vergeten middels wat fijne, olijke liederen. Op het moment dat ik op play wil drukken hoor ik een accordeon. Exact hetzelfde geluid als onze buurman vroeger maakte vanuit zijn tuin (toen ik nog een bonzaïversie van mezelf was). Zo’n stereotypes bevestigende beroepslimburger, je weet wel. Maar goed. Terug naar het heden in lijn 53. Ik kijk om. Er komt een meisje aanlopen. Een meisje met een accordeon. Ongeveer van mijn leeftijd vermoed ik. Ze speelt onverminderd door terwijl ze mensen aankijkt met een vragende, bijna wanhopige, maar tegelijkertijd afgestompte blik. Zou er iemand geld overhebben voor haar muzikale verrichtingen?
Ik heb reeds mijn oordopjes in dus ze loopt langs me zonder aandacht aan mij te besteden. Ik zie er natuurlijk ook niet echt uit als iemand die geld over heeft. Maar toch heb ik medelijden en ik begin alvast mijn broekzakken af te speuren naar eventueel aanwezig kleingeld als ze de metro alweer uitstapt. Ik staar haar een beetje meewarig na en besluit maar gewoon stoïcijns voor me uit te blijven kijken en te hopen dat ik snel thuis ben. De vriendin wacht en het eten wacht. En toch kan ik een schuldgevoel niet onderdrukken als de metro vaart maakt, ik mijn mp3-speler aanslinger en ik vanuit mijn ooghoek het meisje met de accordeon op een hoekje van het perron zie zitten. Spelend alsof haar leven ervan afhangt. Wat misschien ook nog wel zo is. Uit respect zet ik mijn mp3-speler weer uit en duw hem terug in mijn jaszak. Wat een gebaar. Eikel.
JISKEFET BESTAAT ECHT! ECHT! HAHAAAAAAAA
juni 2008
Over een paar maanden ga ik weer studeren. Terug naar de universiteit. Daar verheug ik me wel behoorlijk op moet ik zeggen. Maar ik vrees dat ik tegen die tijd wel weer minder van die typetjes ga tegenkomen. Studenten zijn vaak allemaal een beetje hetzelfde. Allemaal iets-meer-dan-gemiddeld intelligente, relatief ambitieuze, meestal goedgemutste types met een voorliefde voor zuipen. Op de werkvloer kom je meer van die typische figuren tegen. Mensen die eigenlijk in een stripverhaal thuishoren. De dikke, chips etende computernerds op de helpdesk waar ik ooit werkte – sociaal niet heel erg sterk en totaal incapabel om over andere dingen dan games en draadloze routerverbindingen te praten. De troep onderkant-van-de-samenleving die zwijgend en ver achter de coulissen van ons dagelijkse leven zwijgend zijn werk doet in de schoonmaaksector. De net-niet-of-net-wel te gladjakkerige verkooppraatjes van kettingrokende collega’s op de huishoudbeurs. En ik denk vooral aan de heren op mijn afdeling van de instelling waar ik tegenwoordig van negen tot vijf de kantoorslaaf loop uit te hangen. Ik dacht serieus dat Debiteuren, Crediteuren gewoon fictie was. Maar het bestaat blijkbaar echt. Echt! Alleen heet Edgar in dit geval Dick en Jos in dit geval Henk. Dick en Henk. Kantoorhelden ten top. Ik vraag me na twee dagen al af hoe ik het die paar maanden ga volhouden om dagelijks domeinnaam na domeinnaam te registreren, de correcte procedures te volgen en daar bevestigingsbrieven over te versturen. Maar Henk vertelt me heel droogjes dat je na tien jaar de kneepjes ervan wel te pakken hebt. TIEN JAAR? Maar de heren vermaken zich wel hier. Meestal middels droge kantoorhumor en cynisch geklaag. Vooral veel cynisch geklaag. Op de baas. Op het bedrijf. Op de klanten. Ze praten over fietsvakanties in Frankrijk en over dat cup-a-soup om drie uur echt niet kan (‘de soepgoden tarten’, heet dat in vakjargon). Ze gooien vliegtuigjes over de afdeling. Fascinerend hoe geestdodend werk volwassen mannen kan veranderen in infantiele druipneuzen die alles weten over automaatkoffie.
Studeren is fijn. Het is alsof je lekker eigen baas bent. Ben je eigenlijk ook. Je krijgt danwel leent geld van de staat die in principe in jou investeert om kennis en inzicht op te bouwen, zodat je uiteindelijk een bepaalde meerwaarde aan de samenleving zou moeten gaan hebben. En daar krijg je dan studiefinanciering voor. Goed concept. Binnenkort krijgen we dus weer die welbekende groene briefjes uit Groningen in de brievenbus in plaats van loonbriefjes in allerlei soorten en maten. Goed vooruitzicht. Maar toch hoor. Ik zou het bijna gaan missen. Die werkvloer.
Over een paar maanden ga ik weer studeren. Terug naar de universiteit. Daar verheug ik me wel behoorlijk op moet ik zeggen. Maar ik vrees dat ik tegen die tijd wel weer minder van die typetjes ga tegenkomen. Studenten zijn vaak allemaal een beetje hetzelfde. Allemaal iets-meer-dan-gemiddeld intelligente, relatief ambitieuze, meestal goedgemutste types met een voorliefde voor zuipen. Op de werkvloer kom je meer van die typische figuren tegen. Mensen die eigenlijk in een stripverhaal thuishoren. De dikke, chips etende computernerds op de helpdesk waar ik ooit werkte – sociaal niet heel erg sterk en totaal incapabel om over andere dingen dan games en draadloze routerverbindingen te praten. De troep onderkant-van-de-samenleving die zwijgend en ver achter de coulissen van ons dagelijkse leven zwijgend zijn werk doet in de schoonmaaksector. De net-niet-of-net-wel te gladjakkerige verkooppraatjes van kettingrokende collega’s op de huishoudbeurs. En ik denk vooral aan de heren op mijn afdeling van de instelling waar ik tegenwoordig van negen tot vijf de kantoorslaaf loop uit te hangen. Ik dacht serieus dat Debiteuren, Crediteuren gewoon fictie was. Maar het bestaat blijkbaar echt. Echt! Alleen heet Edgar in dit geval Dick en Jos in dit geval Henk. Dick en Henk. Kantoorhelden ten top. Ik vraag me na twee dagen al af hoe ik het die paar maanden ga volhouden om dagelijks domeinnaam na domeinnaam te registreren, de correcte procedures te volgen en daar bevestigingsbrieven over te versturen. Maar Henk vertelt me heel droogjes dat je na tien jaar de kneepjes ervan wel te pakken hebt. TIEN JAAR? Maar de heren vermaken zich wel hier. Meestal middels droge kantoorhumor en cynisch geklaag. Vooral veel cynisch geklaag. Op de baas. Op het bedrijf. Op de klanten. Ze praten over fietsvakanties in Frankrijk en over dat cup-a-soup om drie uur echt niet kan (‘de soepgoden tarten’, heet dat in vakjargon). Ze gooien vliegtuigjes over de afdeling. Fascinerend hoe geestdodend werk volwassen mannen kan veranderen in infantiele druipneuzen die alles weten over automaatkoffie.
Studeren is fijn. Het is alsof je lekker eigen baas bent. Ben je eigenlijk ook. Je krijgt danwel leent geld van de staat die in principe in jou investeert om kennis en inzicht op te bouwen, zodat je uiteindelijk een bepaalde meerwaarde aan de samenleving zou moeten gaan hebben. En daar krijg je dan studiefinanciering voor. Goed concept. Binnenkort krijgen we dus weer die welbekende groene briefjes uit Groningen in de brievenbus in plaats van loonbriefjes in allerlei soorten en maten. Goed vooruitzicht. Maar toch hoor. Ik zou het bijna gaan missen. Die werkvloer.
Treinmeisje.
juni 2008
Ik loop het perron op en ik zie haar al staan. Mijn treinmeisje. Blond en boeklezend. Type tweedejaars studente geneeskunde ofzo. Van het hip alternatieve, biologisch vlees etende soort. En ze gaat vast elk jaar naar Lowlands. Ze loopt hetzelfde treinstel in als ik. Ik ga wel zitten waar zij gaat zitten. Zij is verdiept in één of andere semi-intellectuele roman. Ik staar wat naar de regenachtige Hollandse landschappen die in sneltreinvaart (goh…) langs ons heen schieten. Ik zie haar spiegelbeeld in de ruit. Ze is echt een mooi meisje. Halflang blond haar en zo’n bloesje wat net niet genoeg laat zien. Het houdt de zaken wel spannend en de treinreis interessant natuurlijk. Ik veins maar een obsessieve interesse in regen en polders. Ik hoor wat geroezemoes achter me. Kaartjescontrole. Ik grijp naar mijn portemonnee en een fractie van een seconde kruisen onze blikken elkaar. Ze lacht naar me. Ze heeft een heel lieve lach. Ze lijkt me ook heel lief, mijn treinmeisje. Per toeval valt mijn blik op haar treinkaartje. En op de OV-jaarkaart die ernaast ligt. Inderdaad, ze studeert dus. Dat kun je aan mensen zien. Soms. Maar ze moet in Utrecht uitstappen. Dat is dus nu. Jammer eigenlijk. Ik heb liever een mooi meisje tegenover me zitten in de trein als een naar mentholsigaretten ruikende bejaarde of een stel onophoudelijk schreeuwende kutkoters. Ze staat op. Dahag, treinmeisje. ‘Doei’, zegt ze verlegen en ze lacht nog eens naar me. Fuck. Verzin wat. Verzin wat! Verzin in godsnaam wat! ‘Doei,’ zeg ik. Vaarwel treinmeisje. Ik vond het heel leuk zo samen. In de trein.
Tja. Je moet wat he, tijdens zo’n treinreis. En ik moet nog twee uur voordat ik gearriveerd ben op mijn plaats van bestemming. Een jonge moeder met twee luidruchtig ruziemakende kinderen maakt aanstalten om naast me te gaan zitten. Ik begin alvast met zoeken naar waar ik mijn mp3speler ergens gelaten heb en zet mijn laat-me-godverdomme-met-rust-gezicht op. Dat helpt meestal wel. Zucht. Nog maar twee uur te gaan.
Ik loop het perron op en ik zie haar al staan. Mijn treinmeisje. Blond en boeklezend. Type tweedejaars studente geneeskunde ofzo. Van het hip alternatieve, biologisch vlees etende soort. En ze gaat vast elk jaar naar Lowlands. Ze loopt hetzelfde treinstel in als ik. Ik ga wel zitten waar zij gaat zitten. Zij is verdiept in één of andere semi-intellectuele roman. Ik staar wat naar de regenachtige Hollandse landschappen die in sneltreinvaart (goh…) langs ons heen schieten. Ik zie haar spiegelbeeld in de ruit. Ze is echt een mooi meisje. Halflang blond haar en zo’n bloesje wat net niet genoeg laat zien. Het houdt de zaken wel spannend en de treinreis interessant natuurlijk. Ik veins maar een obsessieve interesse in regen en polders. Ik hoor wat geroezemoes achter me. Kaartjescontrole. Ik grijp naar mijn portemonnee en een fractie van een seconde kruisen onze blikken elkaar. Ze lacht naar me. Ze heeft een heel lieve lach. Ze lijkt me ook heel lief, mijn treinmeisje. Per toeval valt mijn blik op haar treinkaartje. En op de OV-jaarkaart die ernaast ligt. Inderdaad, ze studeert dus. Dat kun je aan mensen zien. Soms. Maar ze moet in Utrecht uitstappen. Dat is dus nu. Jammer eigenlijk. Ik heb liever een mooi meisje tegenover me zitten in de trein als een naar mentholsigaretten ruikende bejaarde of een stel onophoudelijk schreeuwende kutkoters. Ze staat op. Dahag, treinmeisje. ‘Doei’, zegt ze verlegen en ze lacht nog eens naar me. Fuck. Verzin wat. Verzin wat! Verzin in godsnaam wat! ‘Doei,’ zeg ik. Vaarwel treinmeisje. Ik vond het heel leuk zo samen. In de trein.
Tja. Je moet wat he, tijdens zo’n treinreis. En ik moet nog twee uur voordat ik gearriveerd ben op mijn plaats van bestemming. Een jonge moeder met twee luidruchtig ruziemakende kinderen maakt aanstalten om naast me te gaan zitten. Ik begin alvast met zoeken naar waar ik mijn mp3speler ergens gelaten heb en zet mijn laat-me-godverdomme-met-rust-gezicht op. Dat helpt meestal wel. Zucht. Nog maar twee uur te gaan.
Postmoderne.. uuuh.. baardenangst?
(hee. dit is tijdloos. vergeet numerieke kwesties als data)
Mannen met baarden
Mannen met baarden
Daarvoor zijn we allemaal bang
Mannen met baarden
Duister, sinister
Zij wonen hier nog niet zo heel lang
In koffiehuizen
En die moskeeën
Er ligt er ook eentje bij mij in de straat
Dat vertrouw ik echt niet
Die mannen met baarden
Ze hokken daar samen, ze zaaien daar haat!
In andere landen
Daar wonen ze ook ja
Althans, zo zag ik op de tv
Ik zag wat ze deden
Met vliegtuigen! Bommen!
De westerse wereld zit in de puree!
En hier kan het ook ja
Met al die problemen
Je ziet het ook altijd hier in de straat
De mannen met baarden
Altijd problemen
Een kwestie van tijd voordat het misgaat
De mannen met baarden
De mannen met baarden!
De mannen met baarden: Ze komen eraan!
Hit the dirt John!
Hit the dirt Piet!
De mannen met baarden: Ze komen eraan!
Récht uit de woestijn John!
Recht uit de woestijn Piet!
Laten we nou
Preventief bombarderen
Want de mannen met baarden
Ze komen eraan!
Mannen met baarden
Mannen met baarden
Daarvoor zijn we allemaal bang
Mannen met baarden
Duister, sinister
Zij wonen hier nog niet zo heel lang
In koffiehuizen
En die moskeeën
Er ligt er ook eentje bij mij in de straat
Dat vertrouw ik echt niet
Die mannen met baarden
Ze hokken daar samen, ze zaaien daar haat!
In andere landen
Daar wonen ze ook ja
Althans, zo zag ik op de tv
Ik zag wat ze deden
Met vliegtuigen! Bommen!
De westerse wereld zit in de puree!
En hier kan het ook ja
Met al die problemen
Je ziet het ook altijd hier in de straat
De mannen met baarden
Altijd problemen
Een kwestie van tijd voordat het misgaat
De mannen met baarden
De mannen met baarden!
De mannen met baarden: Ze komen eraan!
Hit the dirt John!
Hit the dirt Piet!
De mannen met baarden: Ze komen eraan!
Récht uit de woestijn John!
Recht uit de woestijn Piet!
Laten we nou
Preventief bombarderen
Want de mannen met baarden
Ze komen eraan!
Goede Geert en de Kleine Nederlanders.
juni 2008
Er was eens een klein landje in het Noordwesten van het welvarende Europa. Een vruchtbare delta aan de Noordzeekust. Een land waarvan de inwoners moedig hadden gestreden tegen de wateren waarmee moedertje natuur het land bedreigde. Dit land was een dappere handelsnatie die de zeven zeeën bevaren had. Het volk werd gekenmerkt door de veel geroemde VOC mentaliteit. Men was trots en machtig. Men had de zee bestreden en overwonnen. Men had overal ingenieuze waterwerken en dijken gebouwd langs de kustlijnen. Dijken. Grote hopen aarde aan de waterkant om te zorgen dat het land en zijn inwoners droog zouden blijven (en die dijken zijn echt wel een behoorlijk stuk handiger dan die duffe terpen die de Friezen wisten de verzinnen). Jawel.
Dijken horen al eeuwen bij het Hollandsche landschap. De strijd tegen het water is een van onze meest elementaire nationale zijnskenmerken en de door ons uitgedachte waterwerken om de zee na de watersnoodramp van 1953 definitief buiten te houden zijn vermaard over de hele wereld. Nederland heeft via ontwikkelingsgelden ende –projecten op vele plekken in de wereld geassisteerd in de strijd tegen het water. Deze kleine doch dappere handelsnatie wist de zeven zeeën te beheersen en werd welvarend door handel en nijverheid. Groten der aarde kwamen uit de Lage Landen. Verlichte geesten zoals Anthony van Leeuwenhoek die een microscoop in elkaar knutselde. Baruch de Spinoza (ook een immigrantenzoon overigens) schreef hier zijn Ethica. De faam van Hermanus Boerhaave reikte helemaal tot in het verre China. En als klap op de vuurpijl wist Nederland nog Johan Cruyff voort te brengen. De Verlosser. Geen slecht resultaat voor een klein landje aan de Noordzee.
Doch nu wordt deze dappere natie bedreigd. Een tsunami van islamisering ligt op de loer. Duivelse en barbaarse krachten uit mysterieuze woestenijen ver oostelijk en zuidelijk van ons. De pijlers van de beschaving worden bedreigd door Moren en Hunnen. De christelijke normen en waarden alsook het liberale gedachtegoed worden op de korrel genomen. De barbaren zijn zelfs al onder ons en ze nemen hun eigen lectuur mee. De Koran is alomtegenwoordig en dat haatzaaiende boek verspreidt zich snel. En die angstige en door de islamitische tsunami murw gebeukte Nederlander ziet niet in hoe onze edele cultuur, onze vrijheden en onze beschaafde verworvenheden geleidelijk aan van binnenuit worden opgevreten door donkere krachten uit het ochtendland. Gelukkig hebben wij nog moderne helden als Geert. Hij is opgestaan en zal ons weerom uit het duister van de nacht der tolerantie leiden. Ons Nederland zal gered worden! Hoezee!
Maar voorwaar! Ik vraag u!
Is die openheid en tolerantie niet inherent aan dit door handel en nijverheid groot geworden kleine landje? Hadden wij met de VOC niet eigenlijk als eerste een multinational? Hebben we niet actief vreemdelingen naar ons land gehaald om hier te komen werken? Moeten we tegenwoordig eigenlijk niet zo zeiken met zijn allen?
Misschien moeten hier in Nederland ook gewoon eens wat aanslagen plaatsvinden. Niet omdat ik religieus extremisme goedkeur of Nederlanders een gewelddadige dood toewens. Maar gewoon om ons zeikerds weer eens een keer tot elkaar te brengen. Om de écht onbelangrijke zaken weer eens in perspectief te plaatsen. Want Nederlanders zijn heel erg goed in zeiken om niks. Terwijl we niet veel meer zijn dan de gelukkige inwoners van heel welvarend geworden delta aan de Noordzee. Wíj besloten om de zeven zeeën te gaan bevaren. Wíj wilden zo nodig specerijen uit de Oost en goedkope arbeiders uit Marokko. Ons eigen Philips zat vanaf de jaren dertig ook naar hartelust met een globaliserend massamedium als televisie te klungelen. We maakten zo de wereld zelf kleiner. We contrueerden zelf het global village omdat wij zo nodig innovatief moesten zijn. Globalisering is niet iets wat je alleen gebruikt als het je uitkomt. Niet iets dat alleen handig is als je een fabriek Chinezen jouw partij Nikes wil laten produceren. Of als je tussen de oorlogvoerende partijen door wat Afrikaanse olie of koltaan wil jatten om daar plastic of telefoons van te maken.
Wij leven hier in een bijkans uniek historisch equilibrium dat zich voornamelijk kenmerkt door een opvallend hoog welvaartsniveau en een gebrek aan gewelddadige conflicten die in het verleden het leven vaak vorm gaven. En als je Thomas Friedman mag geloven met zijn ‘Golden Arches Theory of Conflict Prevention’* zitten we nog wel even prima hier. Wij moeten ons vooral eens realiseren hoe goed wij het eigenlijk hebben. Binnenkort zijn de laatste generaties die nog daadwerkelijk fysiek aanwezig waren toen Auschwitz de realiteit was en de Duitsers Rotterdam kapotschoten, ook verdwenen. Opgeslokt door de geschiedenis. Alle overgeblevenen raad ik aan om minder moeilijk te doen. En om minder te zeiken. Want dat is nou net een deel van onze historische identiteit waar we best zonder kunnen.
* De beste man bedoeld hiermee dat als een land bepaald welvaartsniveau heeft bereikt en tot op zekere hoogte meegaat in het economische globaliseringsproces de kans op gewapende conflicten drastisch vermindert. Dit omdat het gewin dat te behalen valt in een territoriaal conflict om bijvoorbeeld toegang te krijgen tot grondstoffen of iets dergelijks met dank aan de internationale economische belangenverstrengelingen nooit groter kan zijn dan het positieve effect van het vermijden van een conflict. Het bereiken van dat welvaartsniveau wordt volgens Friedman gekenmerkt door de aanwezigheid in een land van internationale concerns als McDonald’s. Vandaar, Golden Arches.
Er was eens een klein landje in het Noordwesten van het welvarende Europa. Een vruchtbare delta aan de Noordzeekust. Een land waarvan de inwoners moedig hadden gestreden tegen de wateren waarmee moedertje natuur het land bedreigde. Dit land was een dappere handelsnatie die de zeven zeeën bevaren had. Het volk werd gekenmerkt door de veel geroemde VOC mentaliteit. Men was trots en machtig. Men had de zee bestreden en overwonnen. Men had overal ingenieuze waterwerken en dijken gebouwd langs de kustlijnen. Dijken. Grote hopen aarde aan de waterkant om te zorgen dat het land en zijn inwoners droog zouden blijven (en die dijken zijn echt wel een behoorlijk stuk handiger dan die duffe terpen die de Friezen wisten de verzinnen). Jawel.
Dijken horen al eeuwen bij het Hollandsche landschap. De strijd tegen het water is een van onze meest elementaire nationale zijnskenmerken en de door ons uitgedachte waterwerken om de zee na de watersnoodramp van 1953 definitief buiten te houden zijn vermaard over de hele wereld. Nederland heeft via ontwikkelingsgelden ende –projecten op vele plekken in de wereld geassisteerd in de strijd tegen het water. Deze kleine doch dappere handelsnatie wist de zeven zeeën te beheersen en werd welvarend door handel en nijverheid. Groten der aarde kwamen uit de Lage Landen. Verlichte geesten zoals Anthony van Leeuwenhoek die een microscoop in elkaar knutselde. Baruch de Spinoza (ook een immigrantenzoon overigens) schreef hier zijn Ethica. De faam van Hermanus Boerhaave reikte helemaal tot in het verre China. En als klap op de vuurpijl wist Nederland nog Johan Cruyff voort te brengen. De Verlosser. Geen slecht resultaat voor een klein landje aan de Noordzee.
Doch nu wordt deze dappere natie bedreigd. Een tsunami van islamisering ligt op de loer. Duivelse en barbaarse krachten uit mysterieuze woestenijen ver oostelijk en zuidelijk van ons. De pijlers van de beschaving worden bedreigd door Moren en Hunnen. De christelijke normen en waarden alsook het liberale gedachtegoed worden op de korrel genomen. De barbaren zijn zelfs al onder ons en ze nemen hun eigen lectuur mee. De Koran is alomtegenwoordig en dat haatzaaiende boek verspreidt zich snel. En die angstige en door de islamitische tsunami murw gebeukte Nederlander ziet niet in hoe onze edele cultuur, onze vrijheden en onze beschaafde verworvenheden geleidelijk aan van binnenuit worden opgevreten door donkere krachten uit het ochtendland. Gelukkig hebben wij nog moderne helden als Geert. Hij is opgestaan en zal ons weerom uit het duister van de nacht der tolerantie leiden. Ons Nederland zal gered worden! Hoezee!
Maar voorwaar! Ik vraag u!
Is die openheid en tolerantie niet inherent aan dit door handel en nijverheid groot geworden kleine landje? Hadden wij met de VOC niet eigenlijk als eerste een multinational? Hebben we niet actief vreemdelingen naar ons land gehaald om hier te komen werken? Moeten we tegenwoordig eigenlijk niet zo zeiken met zijn allen?
Misschien moeten hier in Nederland ook gewoon eens wat aanslagen plaatsvinden. Niet omdat ik religieus extremisme goedkeur of Nederlanders een gewelddadige dood toewens. Maar gewoon om ons zeikerds weer eens een keer tot elkaar te brengen. Om de écht onbelangrijke zaken weer eens in perspectief te plaatsen. Want Nederlanders zijn heel erg goed in zeiken om niks. Terwijl we niet veel meer zijn dan de gelukkige inwoners van heel welvarend geworden delta aan de Noordzee. Wíj besloten om de zeven zeeën te gaan bevaren. Wíj wilden zo nodig specerijen uit de Oost en goedkope arbeiders uit Marokko. Ons eigen Philips zat vanaf de jaren dertig ook naar hartelust met een globaliserend massamedium als televisie te klungelen. We maakten zo de wereld zelf kleiner. We contrueerden zelf het global village omdat wij zo nodig innovatief moesten zijn. Globalisering is niet iets wat je alleen gebruikt als het je uitkomt. Niet iets dat alleen handig is als je een fabriek Chinezen jouw partij Nikes wil laten produceren. Of als je tussen de oorlogvoerende partijen door wat Afrikaanse olie of koltaan wil jatten om daar plastic of telefoons van te maken.
Wij leven hier in een bijkans uniek historisch equilibrium dat zich voornamelijk kenmerkt door een opvallend hoog welvaartsniveau en een gebrek aan gewelddadige conflicten die in het verleden het leven vaak vorm gaven. En als je Thomas Friedman mag geloven met zijn ‘Golden Arches Theory of Conflict Prevention’* zitten we nog wel even prima hier. Wij moeten ons vooral eens realiseren hoe goed wij het eigenlijk hebben. Binnenkort zijn de laatste generaties die nog daadwerkelijk fysiek aanwezig waren toen Auschwitz de realiteit was en de Duitsers Rotterdam kapotschoten, ook verdwenen. Opgeslokt door de geschiedenis. Alle overgeblevenen raad ik aan om minder moeilijk te doen. En om minder te zeiken. Want dat is nou net een deel van onze historische identiteit waar we best zonder kunnen.
* De beste man bedoeld hiermee dat als een land bepaald welvaartsniveau heeft bereikt en tot op zekere hoogte meegaat in het economische globaliseringsproces de kans op gewapende conflicten drastisch vermindert. Dit omdat het gewin dat te behalen valt in een territoriaal conflict om bijvoorbeeld toegang te krijgen tot grondstoffen of iets dergelijks met dank aan de internationale economische belangenverstrengelingen nooit groter kan zijn dan het positieve effect van het vermijden van een conflict. Het bereiken van dat welvaartsniveau wordt volgens Friedman gekenmerkt door de aanwezigheid in een land van internationale concerns als McDonald’s. Vandaar, Golden Arches.
Bespiegelingen over Tibet.
mei 2008
Ik zit me al een tijdje af te vragen waar de tegenwoordige wereldwijde obsessie met het volk van Tibet nou precies vandaan komt. Niet dat de ongetwijfeld zeer vriendelijke bewoners van het dak van de wereld onze aandacht niet verdienen. Bezet worden is nooit leuk natuurlijk. De kwestie Tibet speelt nou echter al zólang dat de globale protesten tegen de Chinese bezetting nú op zijn minst een beetje opportunistisch overkomen. Maar zoals gewoonlijk schreeuwt de gemiddelde Pinkpopbezoeker gewoon mee. Jan Smeets had zelfs een heuse Chinees van stal gehaald. Jawel!
Het lijkt er vooral op dat het hip is om de straat op te gaan met een veelkleurige banier in de handen of gewoon met een roze hoedje op om dan op zijn populair-alternatief-Giel-Beelens ‘Free Tibet’ te roepen. Dat de zaken zoals gewoonlijk oneindig veel subtieler en complexer liggen dan de gemiddelde westerse Dalaï Lama-adept wil geloven, lijkt er niet toe te doen. Even voorbijgaand aan de complexiteit van de politieke realiteit omtrent Tibet – waarvan ik, moet ik eerlijkheidshalve toegeven, het fijne ook niet weet – is hetgeen wat me het meest stoort aan de kwestie dat zij vooral aangewakkerd wordt door westerlingen die de zin van hun leven al lang geleden uit het oog zijn verloren en, aangewakkerd door een post-depressief moment of clarity, de antwoorden op al hun existentiële levensvragen in Tibet menen te zullen moeten vinden. Achter de horizon, in het spirituele paradijs. Ver weg, op het dak van de wereld. Waar de lucht ijl is en de geest zuiver. Bevrijden dus dat Tibet! Tibet staat gelijk aan Verlichting en dat is nou precies wat de vertroebelde westerling broodnodig heeft.
Wat er niet zo toe doet is dat de Chinezen niet bekend staan om hun toegeeflijkheid, en dat het voor de Tibetaanse bevolking allicht prettiger is om het vuurtje niet nóg verder op te stoken vanuit onze comfortabele westerse bureaustoelen, maar via diplomatie te proberen het evenwicht in de regio te herstellen (Iets waar het westen niet bijster goed in is, als we even kijken naar hoe de zaken er in de nieuwe ‘democratie’ Irak er precies voor staan). Daarbij is de Tibetaanse opstand altijd een beetje opgestookt door onder andere de CIA in de dagen dat China nog gewoon communistisch was en dus de vijand. Waarmee een normale verhouding tussen Tibet en China verder werd geproblematiseerd vanuit ons goed oud eigenbelang. Maar ja, dat was nog in de tijd van de Koude Oorlog dus dat weet nu niemand meer. Net zoals de Olympische Spelen – die tegenwoordig de aanleiding zijn voor de wereldwijde ‘Free Tibet’ protesten – óók een evenement van voorbijgaande aard is. Met andere woorden. Als Bejing 2008 het grote archief der wereldgeschiedenis betreedt zal Tibet waarschijnlijk langzaam maar zeker uit ons collectieve geheugen verdwijnen en zullen we weer overgaan tot de orde van de dag zoals bijvoorbeeld het aanschaffen van Chinese elektronica want dat is goedkoper.
Veel gelul in de ruimte. Waar het op neer komt is eigenlijk dat ik simpelweg een godsgruwelijke teringhekel heb aan zogenaamd filantropische Hollywoodmiljonairs die hun imago een beetje proberen op te krikken door the cause te steunen. Het is nogal makkelijk om eerst ervoor te zorgen dat je al je schaapjes op het droge hebt. Echt altruïsme begint kennelijk pas als je zelf al lang en breed binnen bent. Nietwaar meneer Gere?
Ps. Wat mijn persoonlijke gemoederen gedurende deze woelige meimaand trouwens meer bezighoudt is dat we dit jaar een witte pasen mochten vieren in plaats van een witte kerst, en het feit dat en of andere Fin het nodig vond om een stuk van een van de prachtige historische beelden op Paaseiland af te breken. Van mij mogen de Paaseilanders nu een stuk rendiergewei komen jatten ergens in de buurt van Helsinki. Eikel.
Ik zit me al een tijdje af te vragen waar de tegenwoordige wereldwijde obsessie met het volk van Tibet nou precies vandaan komt. Niet dat de ongetwijfeld zeer vriendelijke bewoners van het dak van de wereld onze aandacht niet verdienen. Bezet worden is nooit leuk natuurlijk. De kwestie Tibet speelt nou echter al zólang dat de globale protesten tegen de Chinese bezetting nú op zijn minst een beetje opportunistisch overkomen. Maar zoals gewoonlijk schreeuwt de gemiddelde Pinkpopbezoeker gewoon mee. Jan Smeets had zelfs een heuse Chinees van stal gehaald. Jawel!
Het lijkt er vooral op dat het hip is om de straat op te gaan met een veelkleurige banier in de handen of gewoon met een roze hoedje op om dan op zijn populair-alternatief-Giel-Beelens ‘Free Tibet’ te roepen. Dat de zaken zoals gewoonlijk oneindig veel subtieler en complexer liggen dan de gemiddelde westerse Dalaï Lama-adept wil geloven, lijkt er niet toe te doen. Even voorbijgaand aan de complexiteit van de politieke realiteit omtrent Tibet – waarvan ik, moet ik eerlijkheidshalve toegeven, het fijne ook niet weet – is hetgeen wat me het meest stoort aan de kwestie dat zij vooral aangewakkerd wordt door westerlingen die de zin van hun leven al lang geleden uit het oog zijn verloren en, aangewakkerd door een post-depressief moment of clarity, de antwoorden op al hun existentiële levensvragen in Tibet menen te zullen moeten vinden. Achter de horizon, in het spirituele paradijs. Ver weg, op het dak van de wereld. Waar de lucht ijl is en de geest zuiver. Bevrijden dus dat Tibet! Tibet staat gelijk aan Verlichting en dat is nou precies wat de vertroebelde westerling broodnodig heeft.
Wat er niet zo toe doet is dat de Chinezen niet bekend staan om hun toegeeflijkheid, en dat het voor de Tibetaanse bevolking allicht prettiger is om het vuurtje niet nóg verder op te stoken vanuit onze comfortabele westerse bureaustoelen, maar via diplomatie te proberen het evenwicht in de regio te herstellen (Iets waar het westen niet bijster goed in is, als we even kijken naar hoe de zaken er in de nieuwe ‘democratie’ Irak er precies voor staan). Daarbij is de Tibetaanse opstand altijd een beetje opgestookt door onder andere de CIA in de dagen dat China nog gewoon communistisch was en dus de vijand. Waarmee een normale verhouding tussen Tibet en China verder werd geproblematiseerd vanuit ons goed oud eigenbelang. Maar ja, dat was nog in de tijd van de Koude Oorlog dus dat weet nu niemand meer. Net zoals de Olympische Spelen – die tegenwoordig de aanleiding zijn voor de wereldwijde ‘Free Tibet’ protesten – óók een evenement van voorbijgaande aard is. Met andere woorden. Als Bejing 2008 het grote archief der wereldgeschiedenis betreedt zal Tibet waarschijnlijk langzaam maar zeker uit ons collectieve geheugen verdwijnen en zullen we weer overgaan tot de orde van de dag zoals bijvoorbeeld het aanschaffen van Chinese elektronica want dat is goedkoper.
Veel gelul in de ruimte. Waar het op neer komt is eigenlijk dat ik simpelweg een godsgruwelijke teringhekel heb aan zogenaamd filantropische Hollywoodmiljonairs die hun imago een beetje proberen op te krikken door the cause te steunen. Het is nogal makkelijk om eerst ervoor te zorgen dat je al je schaapjes op het droge hebt. Echt altruïsme begint kennelijk pas als je zelf al lang en breed binnen bent. Nietwaar meneer Gere?
Ps. Wat mijn persoonlijke gemoederen gedurende deze woelige meimaand trouwens meer bezighoudt is dat we dit jaar een witte pasen mochten vieren in plaats van een witte kerst, en het feit dat en of andere Fin het nodig vond om een stuk van een van de prachtige historische beelden op Paaseiland af te breken. Van mij mogen de Paaseilanders nu een stuk rendiergewei komen jatten ergens in de buurt van Helsinki. Eikel.
Over het in elkaar schoppen van heilige huisjes.
april 2008
Om maar meteen een open deur in te trappen. Joden zijn de ratten van de samenleving. Of althans zo mogen wij concluderen uit de door de nazi’s gefabriceerde propagandafilm Der Ewige Jude uit 1940. Prachtige film. Het is onbetrouwbaar en vies volk met hun voorliefde voor geld en hun eng grote neuzen. Ik vertrouw ze niet en ik moet ze niet. Dat hadden de nazi’s toen al door en daar sta ik nu nog steeds achter. Dat ze maar lekker mogen wegrotten in dat Israël van ze. Muur eromheen, de Palestijnen van een gezonde voorraad bommen voorzien (of zyklon B. Gewenning, je weet toch!) en afwachten maar. Allemaal hetzelfde. Rotjoden.
Harde taal voor op de woensdagmiddag. Zo zittend in het zonnetje op het balkon van een Amsterdamse studentenkamer. Meen ik dit allemaal? Nee. Is dit allemaal onzin? Jazeker. Mag ik dit wel allemaal zeggen? Zeker weten (op enkele details na dan). Is dit verstandig om te zeggen? Dat dan weer niet. Zonder de bovenstaande nuancering zou ik vrij snel als antisemiet te boek komen te staan en dan kun je het in het nog steeds trauma’s van 40-45 verwerkende Europa vergeten. Zijn er familieleden van mij omgekomen in de kampen van onkel Adolf? Ja. Ken ik die mensen? Uiteraard niet, ik was toen rond de min veertig jaar oud. Bij benadering. Maak ik er tegen mijn grootmoeder grapjes over? Neen. Uit het door onze premier tot in den treure herhaalde respect. Dat zou namelijk onnodig kwetsend zijn. Zoiets doe je niet. Sommige mensen hebben Balkenende niet nodig om moreel te handelen. Echter. Centraal is hier de vraag: zou ik er grapjes over mogen maken? Het antwoord blijft ja. Maar dat iets kan, betekent niet automatisch dat je het ook moet doen natuurlijk.
Iran is nooit door de Duitsers bezet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Daar heersen die sentimenten wat betreft de Duitse bezetting en de jodenvervolgingen logischerwijs dan ook niet zo. Daar heersen andere sentimenten. Daar kun je beter niet al te veel afgeven op de profeet Mohammed. Je kunt het natuurlijk wel proberen, maar daar moet je dan ook bepaalde consequenties aan verbinden, zo ondervond ook onze afvallige moslimbroeder Ehsan Jami. Iran heeft het nou eenmaal niet zo op mensen die het nodig achten de profeet met een erectie en een klein meisje af te beelden. Net zoals het westen furieus reageerde toen de Iraanse president Ahmedinejad de holocaust ontkende. Wij hebben het daar niet zo op, holocaustontkenners. We hebben er zelfs wetten tegen. Zo hebben we allemaal wel wat. Het verschil is misschien dat iemand die de profeet beledigt kan rekenen op doodsbedreigingen, fatwa’s en allerlei ander mooi spul – terwijl iemand die de joden in een kwaad daglicht zet alleen een kwalificatie als antisemiet tegemoet kan zien. Boe-fucking-hoe!
Daarom, beste Geert. Fitna moet inderdaad best kunnen. Daar heb jij recht op in ons beschaafde land. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. En daar mag eenieder gebruik van maken. Dus Geert. Schop maar nog wat heilige huisjes in elkaar. Dan wacht ik op de eerste tot op het bot beledigde moslim die op een onbewaakt moment jou keihard in je smoel komt schoppen. En dan lach ik, Geert. Heel hard.
Om maar meteen een open deur in te trappen. Joden zijn de ratten van de samenleving. Of althans zo mogen wij concluderen uit de door de nazi’s gefabriceerde propagandafilm Der Ewige Jude uit 1940. Prachtige film. Het is onbetrouwbaar en vies volk met hun voorliefde voor geld en hun eng grote neuzen. Ik vertrouw ze niet en ik moet ze niet. Dat hadden de nazi’s toen al door en daar sta ik nu nog steeds achter. Dat ze maar lekker mogen wegrotten in dat Israël van ze. Muur eromheen, de Palestijnen van een gezonde voorraad bommen voorzien (of zyklon B. Gewenning, je weet toch!) en afwachten maar. Allemaal hetzelfde. Rotjoden.
Harde taal voor op de woensdagmiddag. Zo zittend in het zonnetje op het balkon van een Amsterdamse studentenkamer. Meen ik dit allemaal? Nee. Is dit allemaal onzin? Jazeker. Mag ik dit wel allemaal zeggen? Zeker weten (op enkele details na dan). Is dit verstandig om te zeggen? Dat dan weer niet. Zonder de bovenstaande nuancering zou ik vrij snel als antisemiet te boek komen te staan en dan kun je het in het nog steeds trauma’s van 40-45 verwerkende Europa vergeten. Zijn er familieleden van mij omgekomen in de kampen van onkel Adolf? Ja. Ken ik die mensen? Uiteraard niet, ik was toen rond de min veertig jaar oud. Bij benadering. Maak ik er tegen mijn grootmoeder grapjes over? Neen. Uit het door onze premier tot in den treure herhaalde respect. Dat zou namelijk onnodig kwetsend zijn. Zoiets doe je niet. Sommige mensen hebben Balkenende niet nodig om moreel te handelen. Echter. Centraal is hier de vraag: zou ik er grapjes over mogen maken? Het antwoord blijft ja. Maar dat iets kan, betekent niet automatisch dat je het ook moet doen natuurlijk.
Iran is nooit door de Duitsers bezet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Daar heersen die sentimenten wat betreft de Duitse bezetting en de jodenvervolgingen logischerwijs dan ook niet zo. Daar heersen andere sentimenten. Daar kun je beter niet al te veel afgeven op de profeet Mohammed. Je kunt het natuurlijk wel proberen, maar daar moet je dan ook bepaalde consequenties aan verbinden, zo ondervond ook onze afvallige moslimbroeder Ehsan Jami. Iran heeft het nou eenmaal niet zo op mensen die het nodig achten de profeet met een erectie en een klein meisje af te beelden. Net zoals het westen furieus reageerde toen de Iraanse president Ahmedinejad de holocaust ontkende. Wij hebben het daar niet zo op, holocaustontkenners. We hebben er zelfs wetten tegen. Zo hebben we allemaal wel wat. Het verschil is misschien dat iemand die de profeet beledigt kan rekenen op doodsbedreigingen, fatwa’s en allerlei ander mooi spul – terwijl iemand die de joden in een kwaad daglicht zet alleen een kwalificatie als antisemiet tegemoet kan zien. Boe-fucking-hoe!
Daarom, beste Geert. Fitna moet inderdaad best kunnen. Daar heb jij recht op in ons beschaafde land. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. En daar mag eenieder gebruik van maken. Dus Geert. Schop maar nog wat heilige huisjes in elkaar. Dan wacht ik op de eerste tot op het bot beledigde moslim die op een onbewaakt moment jou keihard in je smoel komt schoppen. En dan lach ik, Geert. Heel hard.
Ochtendritueel.
oktober 2007
Het is half zes ’s ochtends en de wekker gaat. Met een gezonde dosis tegenzin trek ik mijn ogen open, mep de wekker uit en geef mijn vriendinnetje een kus. Tijd om op te staan en (in chronologische en in geen geval van af te wijken volgorde) te douchen, koffie te zetten, boterhammetje te smeren, koffie op te drinken en van de weeromstuit maar te vertrekken richting werk.
De poort valt met een klap achter me dicht en de koude ochtendlucht zorgt voor een plots en stiekempjes toch wel verkwikkend gevoel van wakker worden. Muts over de nog gedeeltelijk natte haren, discman in en al lopend onderweg naar mijn huidige baantje in de keuken van een vier-(vijf vinden ze zelf)-sterren-hotel in Maastricht. Dat is de situatie in oktober 2007. Mijmerend loop ik door een snijdende herfstwind richting stadscentrum. Het is nu dik zeven jaar geleden dat ik eindexamen deed van de middelbare school en een jaartje geleden dat ik afstudeerde van de universiteit. Netjes toch? Ik word immers over een paar dagen 25. Ik ken mensen die er vele malen slechter voorstaan na een kwart eeuw. Maar toch knaagt er iets. ‘Je moet gaan studeren’, zeiden pa en ma. ‘Dan kun je opklimmen in het leven’, zeiden ze op de middelbare school. ‘Je moet je eigen kansen creëren’, zei mijn leraar Nederlands. ‘Nu zijn jullie klaar om als jonge academici de maatschappij te bestormen’, zeiden ze op de universiteit. En ik verdien mijn centjes nog steeds met borden afwassen in een hotel waar mensen die vast ook hebben gestudeerd kapitalen uitgeven aan veel te kleine porties eten. Doe ik iets fout of zit de wereld gewoon anders in elkaar dan ik dacht of hoopte?
Zucht. Wederom grijze bespiegelingen op deze door vrieskou opgeluisterde oktobermorgen. Ik trek mijn muts van hoofd, haal mijn pasje door de daarvoor bestemde gleuf bij de personeelsingang en neem de lift naar de kelder. Tijd om aan de slag te gaan. Mijn dierbare afwas staat op mij te wachten. Na het opstarten van de afwasmachine en het op sneltreintempo erdoorheen jakkeren van een behoorlijke hoeveelheid ontbijtborden en koffiekopjes begint mijn geest weer een beetje af te dwalen. Ik sta op mijn bijna-vijfentwintigste fulltime af te wassen. Niet direct wat ik me een tig aantal jaren terug had voorgesteld. Niet wat iemand van mijn generatie zich had voorgesteld tijdens zijn kindertijd. Dromen moesten we en reiken tot aan de sterren! Allemaal konden we ooit rocksterren worden. Filmsterren. Heldendaden zouden er verricht worden. Beroemd en rijk zouden we allen worden! Het leven moest je bij de ballen grijpen en naar je hand zetten. Dan kwam je er wel. Iedereen kon immers zijn eigen american dream worden. U bent vrij dus u moet kiezen, zei ene Albert Camus daar ooit over volgens mij.
Maar dan. De realiteit mept wild om zich heen. Niemand van mijn vrienden is voetballer geworden*. Niemand werd astronaut. Niemand een grote rockster. Mijn vrienden werken in een callcenter. Of serveren drankjes in de kroeg. Of zitten aan de antidepressiva. Niemand ervan is rijk. En dan krijg je abominabele noodgrepen en rare instant-succes constructies als bijvoorbeeld Idols of de Gouden Kooi. Om het goed te maken. Om de kans open te houden. De illusie dat de deur nog steeds op een kier staat. Het laatste redmiddel voor verdwaalde tieners en twintigers om nog iets van hun leven te maken. Een laatste kans op de spotlights. Ik kijk door het restaurant naar buiten en staar een beetje naar de boven de Maas hangende mistflarden. Ik moet weer aan het werk. Ik drink mijn (gelukkig wel gratis) kopje koffie leeg en neem een hap van mijn (ook gratis) choco-croissant. Met een hoop gekletter flikkert de ochtendkok een stapel spekbakplaten die schoongespoten moeten worden voor me neer.
Ach. Het is eerlijk werk en ik heb ook niks te klagen. Er zijn mensen die vele malen slechter af zijn. En dat naïeve nastreven van dromen, dat komt wel weer als we de rekeningen betaald hebben deze maand.
* Nou. De broer van een jongen die een zes jaar geleden bij mij in een studentenhuis in België woonde speelt nou bij Real Madrid. Maar dat is weer net te ver gezocht vind ik zelf. Dus dat telt niet.
Het is half zes ’s ochtends en de wekker gaat. Met een gezonde dosis tegenzin trek ik mijn ogen open, mep de wekker uit en geef mijn vriendinnetje een kus. Tijd om op te staan en (in chronologische en in geen geval van af te wijken volgorde) te douchen, koffie te zetten, boterhammetje te smeren, koffie op te drinken en van de weeromstuit maar te vertrekken richting werk.
De poort valt met een klap achter me dicht en de koude ochtendlucht zorgt voor een plots en stiekempjes toch wel verkwikkend gevoel van wakker worden. Muts over de nog gedeeltelijk natte haren, discman in en al lopend onderweg naar mijn huidige baantje in de keuken van een vier-(vijf vinden ze zelf)-sterren-hotel in Maastricht. Dat is de situatie in oktober 2007. Mijmerend loop ik door een snijdende herfstwind richting stadscentrum. Het is nu dik zeven jaar geleden dat ik eindexamen deed van de middelbare school en een jaartje geleden dat ik afstudeerde van de universiteit. Netjes toch? Ik word immers over een paar dagen 25. Ik ken mensen die er vele malen slechter voorstaan na een kwart eeuw. Maar toch knaagt er iets. ‘Je moet gaan studeren’, zeiden pa en ma. ‘Dan kun je opklimmen in het leven’, zeiden ze op de middelbare school. ‘Je moet je eigen kansen creëren’, zei mijn leraar Nederlands. ‘Nu zijn jullie klaar om als jonge academici de maatschappij te bestormen’, zeiden ze op de universiteit. En ik verdien mijn centjes nog steeds met borden afwassen in een hotel waar mensen die vast ook hebben gestudeerd kapitalen uitgeven aan veel te kleine porties eten. Doe ik iets fout of zit de wereld gewoon anders in elkaar dan ik dacht of hoopte?
Zucht. Wederom grijze bespiegelingen op deze door vrieskou opgeluisterde oktobermorgen. Ik trek mijn muts van hoofd, haal mijn pasje door de daarvoor bestemde gleuf bij de personeelsingang en neem de lift naar de kelder. Tijd om aan de slag te gaan. Mijn dierbare afwas staat op mij te wachten. Na het opstarten van de afwasmachine en het op sneltreintempo erdoorheen jakkeren van een behoorlijke hoeveelheid ontbijtborden en koffiekopjes begint mijn geest weer een beetje af te dwalen. Ik sta op mijn bijna-vijfentwintigste fulltime af te wassen. Niet direct wat ik me een tig aantal jaren terug had voorgesteld. Niet wat iemand van mijn generatie zich had voorgesteld tijdens zijn kindertijd. Dromen moesten we en reiken tot aan de sterren! Allemaal konden we ooit rocksterren worden. Filmsterren. Heldendaden zouden er verricht worden. Beroemd en rijk zouden we allen worden! Het leven moest je bij de ballen grijpen en naar je hand zetten. Dan kwam je er wel. Iedereen kon immers zijn eigen american dream worden. U bent vrij dus u moet kiezen, zei ene Albert Camus daar ooit over volgens mij.
Maar dan. De realiteit mept wild om zich heen. Niemand van mijn vrienden is voetballer geworden*. Niemand werd astronaut. Niemand een grote rockster. Mijn vrienden werken in een callcenter. Of serveren drankjes in de kroeg. Of zitten aan de antidepressiva. Niemand ervan is rijk. En dan krijg je abominabele noodgrepen en rare instant-succes constructies als bijvoorbeeld Idols of de Gouden Kooi. Om het goed te maken. Om de kans open te houden. De illusie dat de deur nog steeds op een kier staat. Het laatste redmiddel voor verdwaalde tieners en twintigers om nog iets van hun leven te maken. Een laatste kans op de spotlights. Ik kijk door het restaurant naar buiten en staar een beetje naar de boven de Maas hangende mistflarden. Ik moet weer aan het werk. Ik drink mijn (gelukkig wel gratis) kopje koffie leeg en neem een hap van mijn (ook gratis) choco-croissant. Met een hoop gekletter flikkert de ochtendkok een stapel spekbakplaten die schoongespoten moeten worden voor me neer.
Ach. Het is eerlijk werk en ik heb ook niks te klagen. Er zijn mensen die vele malen slechter af zijn. En dat naïeve nastreven van dromen, dat komt wel weer als we de rekeningen betaald hebben deze maand.
* Nou. De broer van een jongen die een zes jaar geleden bij mij in een studentenhuis in België woonde speelt nou bij Real Madrid. Maar dat is weer net te ver gezocht vind ik zelf. Dus dat telt niet.
GEORGANISEERDE RELIGIE HEEFT VERDACHT VEEL OVEREENKOMSTEN MET GEORGANISEERDE CRIMINALITEIT! Heb ik nu uw aandacht?
september 2007
Ik zit op deze grauwe donderdagochtend een beetje in een Groene Amsterdammer die ik toevallig onder de bank vond te bladeren. Gisteren sollicitatiegesprek gehad dus mijn werkloze periode ligt ook weer praktisch achter me. Een carrière als afwasser wacht op mij. Is ook niet alles maar allicht wel net iets beter dan het werk als helpdeskslaaf dat ik hiervoor deed. Nog effe rustig aan dus. Wat tijdens het bladeren zo’n beetje mijn aandacht trekt zijn twee actuele discussies die parallel aan elkaar lopen en waar uiteraard weer niemand een link tussen ziet.
Eén. Minister Donner van het CDA wil toelatingsprocedure voor buitenlandse geestelijken versoepelen. Donner wil namelijk de verregaande secularisering van de samenleving tegengaan en ziet een grotere rol voor religie op maatschappelijk vlak weggelegd. Zoals een goed christen betaamt. Of je het hier mee eens bent of niet is een andere discussie. Waar de schoen wringt – en waar de VVD en de PVV zich druk om maken is het volgende. Die vermaledijde Donner wil in zijn toelatingsbeleid namelijk geen onderscheid maken tussen rechtschapen christenen en enge moslims. En dat ziet rechts paranoïde Nederland niet zitten – weerom koren op de molen van de slechts op één issue gefocuste politiek van de anti-moslimlobby! Nog meer moslims in Nederland. Dat moeten we niet hebben natuurlijk! Dat zijn gevaarlijke mensen die onze op christelijke en verlichte waarden gebaseerde vrije samenleving in gevaar kunnen brengen!
Twee. De afschuwelijke barbaren van de Taliban hebben deze maand weer eens mensen gegijzeld. Dit maal een kleine twintig Zuid-Koreaanse zendelingen die het door die duivelse islam misleide volk van Afghanistan wilden bekeren tot het christendom. Een erg aardig gebaar van deze onbaatzuchtige mensen. En die dekselse Taliban die weer roet in het eten gooien – ja zelfs mensen gijzelen! Dat kan niet natuurlijk.
Maar ho eens. Er treedt hier een ijzingwekkende discrepantie op die ik een beetje vreemd vind. In Nederland willen wij die enge, praktiserende en zelfs in moskeeën prekende moslims koste wat kost buiten houden. Zij zijn een risicofactor en moeten zich aanpassen aan de in Nederland geldende normen en waarden. Maar voor Afghanistan werkt deze logica schijnbaar anders. Daar móet de islamitische bevolking verplicht blij zijn met christelijke zendelingen die hen vrijwillig en uit de goedheid van hun hart het licht dat Jezus heet komen aanreiken. En Afghanistan is niet het enige overwegend islamitische land (of meer correct: niet het enige niet-christelijke land) waar deze christelijke zendelingen actief zijn (of zijn geweest). Hulpverleners klagen zelfs zo nu en dan over het feit dat dit evangelische missiewerk de concrete ontwikkelingshulp in deze gebieden belemmert. Als er dan in Afghanistan gereageerd wordt op deze vorm van ongevraagde culturele en religieuze interventie door middel van het gijzelen van deze christelijke zendelingen, met als enige eis aan de Zuid-Koreaanse regering om geen zendelingen meer te laten vertrekken naar Afghanistan, zien wij in de westerse wereld dat als een onderstreping van de barbaarsheid van die islamitische cultuur. Gijzelen van christenen, kom op zeg! Want Isa Almasih heeft namelijk veel meer gelijk dan Mohammed. Moslims zien dat dan weer net andersom. De zoon van god versus zijn ultieme profeet. Gelijk tegen gelijk. Conflict en spektakel gegarandeerd. Ik pak de chips en het pils er vast bij.
Ben ik nu werkelijk de enige die vind dat hier met twee heel erg verschillende maten gemeten wordt? Als onze nieuwe, dankzij Donner geïmporteerde imams zichzelf als doel zouden stellen voor 2010 een paar miljoen Nederlanders tot de islam te bekeren en luidkeels koranverzen citerend door de straten zouden trekken, dan zouden betreffende moslims waarschijnlijk ergens in een detentiecentrum vastgezet worden en wordt Wilders spontaan minister-president.* En toch doen onze evangelische vrienden in Afghanistan exact hetzelfde. Tot groot ongenoegen van veel moslims aldaar (of net niet. Bijbels kunnen schijnbaar ook prima functioneren als brand’hout’). Kunnen we de ene bevolkingsgroep wel echt betichten van op religie gebaseerde barbarij terwijl we zelf ook nog stiekempjes met beide voeten in de religieuze drab staan? Andere link. Wij steunen de Amerikanen in hun ‘oorlog’ tegen het ‘terrorisme’. De Amerikanen zijn de belangrijkste bondgenoot van Israël. Een op zijn zachts gezegd problematische staat in het Midden-Oosten. Na wilde men de joden een eigen staat geven. Als compensatie voor de lijdensweg die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten doormaken. Zodoende werd in 1948 de staat Israël gesticht. Afgezien van het wijdverbreide vermoeden dat de Amerikanen graag invloedrijke bondgenoten in het Midden-Oosten hebben omdat de eigen olievoorraden bijna uitgeput zijn en de vraag naar het zwarte goud maar blijft groeien en heel wat mensen op heel belangrijke posities er heel veel geld aan verdienen – is de internationale moslimgemeenschap al een aantal decennia lang behoorlijk geïrriteerd over die vermaledijde joden die opeens hun beloofde land terug zijn komen claimen. Maar die joden stonden in hun gelijk: het was namelijk zo geschreven. Er moeten wat Palestijnen uit het door god beloofde land weggeknuppeld worden ét voila! Heilige land teruggeclaimd – as it was written. Geen enkel probleem. Zeker als je machtige bondgenoten met een vrij uitgebreide wapenindustrie hebt. Maar kennelijk is het niet overal hetzelfde geschreven want de moslimgemeenschap was het niet eens met het hardhandig verwijderen van hun moslimbroeders uit een gebied dat ook binnen de islam heilig en belangrijk is. Bam. Wederom gelijk tegenover gelijk. Doorlopend conflict gegarandeerd. Waar wij stiekem en zonder het zelf door te hebben ook partij in hebben gekozen.
Ik ben zelf agnost. Spiritualiteit als zingeving gebruiken voor eens anders eventueel zinloos en leeg leven vind ik helemaal prima. Moet jij weten als je daar een religie voor nodig hebt. Uit religieuze teksten bepaalde morele lessen destilleren en die op een correcte wijze toepassen op je eigen leven vind ik ook prima. Zelfde verhaal. Maar op het moment dat zingevende stromingen (want dat zijn religies in de essentie tenslotte. Metaverhalen van bevolkingsgroepen om vanuit een bepaalde culturele context een hogere levensvisie te construeren om het goede leven van zin te voorzien. De dwaze mens kwam pas alleen te staan toen hij god vermoordde.) op grote volksmassa’s geprojecteerd worden en onderhevig worden aan machtsconstructies, worden de eventuele wijze lessen die we eruit kunnen trekken ondergesneeuwd door het strength in numbers principe. Dan pas moeten er zieltjes gewonnen worden. Het Roomse christendom kon immers ook pas echt een grote Europese godsdienst worden toen keizer Constantijn zich uiteindelijk ertoe bekeerde. Voor een aanzienlijk deel werd dit besluit bepaald door de observatie dat de steeds groter en groter wordende groep christenen wel eens een behoorlijk gevaar voor de zittende macht zou kunnen gaan worden: if you can’t beat em, join em! Passages uit de heilige schrift die door de katholieke kerk als eventueel gezagsondermijnend werden gezien of die simpelweg niet strookten met de opvattingen die men wenste uit te dragen werden dan ook uit de bijbel verwijderd. Een aantal volledige evangelieboeken werden verdonkeremaand, als we sommige gnostici moeten geloven. De christelijke feestdagen werden zo’n beetje gemixt met de al eeuwen bestaande heidense volksgodsdiensten binnen het rijk. Kerstmis is tenslotte een heidens midwinterfeest. En in de donkere middeleeuwen werd de angst voor een strenge en potentieel heel boze god met machtsmiddelen tot in het eeuwige, er door de machtige katholieke kerk zo ingeramd dat mensen eeuwen later nog steeds opgesloten zitten in het door de kerk gepresenteerde bedreigende referentiekader. Geef het volk wat opium en hou ze angstig, dan luisteren ze dit leven wel.
Religie wordt heel snel een probleem als zij massaal wordt. Veel schijnbaar onoplosbare sociale conflicten zijn het gevolg van overduidelijk meten met twee maten (want mijn religie is waarder dan de jouwe) of het clashen van volkomen onverenigbare religieuze dogma’s. Het grote probleem met absolute waarheden is dat er nooit en te nimmer twee van kunnen zijn. Dialoog weg en niet op te lossen conflict gegarandeerd. Zie midden oosten. Dus denk eens effe na over de implicaties van jouw religie. In the end zijn we tenslotte toch gewoon een stel aangeklede apen met teveel wapengerei die over een heel erg snel rond de zon vliegende rots rondrennen – en moeten we het maar met zijn allen zien te rooien. Want zo simpel ligt het. En ga me asjeblieft niet lopen bekeren. Want dan begint het hele gezeik weer van voren af aan.
* Als god bestaat hoop ik dat hij ons in elk geval behoed voor zo’n afgrijselijk doemscenario als Geert Wilders die minister-president wordt. Burgemeester van Venlo vind ik al te veel eer voor de beste man. Als hij onverhoopt toch gekozen mocht worden tot premier verlies ik spontaan alle geloof in Nederland en al zijn inwoners en emigreer ik naar de Noordpool (als die dan nog niet door de Russen gekoloniseerd is).
Ik zit op deze grauwe donderdagochtend een beetje in een Groene Amsterdammer die ik toevallig onder de bank vond te bladeren. Gisteren sollicitatiegesprek gehad dus mijn werkloze periode ligt ook weer praktisch achter me. Een carrière als afwasser wacht op mij. Is ook niet alles maar allicht wel net iets beter dan het werk als helpdeskslaaf dat ik hiervoor deed. Nog effe rustig aan dus. Wat tijdens het bladeren zo’n beetje mijn aandacht trekt zijn twee actuele discussies die parallel aan elkaar lopen en waar uiteraard weer niemand een link tussen ziet.
Eén. Minister Donner van het CDA wil toelatingsprocedure voor buitenlandse geestelijken versoepelen. Donner wil namelijk de verregaande secularisering van de samenleving tegengaan en ziet een grotere rol voor religie op maatschappelijk vlak weggelegd. Zoals een goed christen betaamt. Of je het hier mee eens bent of niet is een andere discussie. Waar de schoen wringt – en waar de VVD en de PVV zich druk om maken is het volgende. Die vermaledijde Donner wil in zijn toelatingsbeleid namelijk geen onderscheid maken tussen rechtschapen christenen en enge moslims. En dat ziet rechts paranoïde Nederland niet zitten – weerom koren op de molen van de slechts op één issue gefocuste politiek van de anti-moslimlobby! Nog meer moslims in Nederland. Dat moeten we niet hebben natuurlijk! Dat zijn gevaarlijke mensen die onze op christelijke en verlichte waarden gebaseerde vrije samenleving in gevaar kunnen brengen!
Twee. De afschuwelijke barbaren van de Taliban hebben deze maand weer eens mensen gegijzeld. Dit maal een kleine twintig Zuid-Koreaanse zendelingen die het door die duivelse islam misleide volk van Afghanistan wilden bekeren tot het christendom. Een erg aardig gebaar van deze onbaatzuchtige mensen. En die dekselse Taliban die weer roet in het eten gooien – ja zelfs mensen gijzelen! Dat kan niet natuurlijk.
Maar ho eens. Er treedt hier een ijzingwekkende discrepantie op die ik een beetje vreemd vind. In Nederland willen wij die enge, praktiserende en zelfs in moskeeën prekende moslims koste wat kost buiten houden. Zij zijn een risicofactor en moeten zich aanpassen aan de in Nederland geldende normen en waarden. Maar voor Afghanistan werkt deze logica schijnbaar anders. Daar móet de islamitische bevolking verplicht blij zijn met christelijke zendelingen die hen vrijwillig en uit de goedheid van hun hart het licht dat Jezus heet komen aanreiken. En Afghanistan is niet het enige overwegend islamitische land (of meer correct: niet het enige niet-christelijke land) waar deze christelijke zendelingen actief zijn (of zijn geweest). Hulpverleners klagen zelfs zo nu en dan over het feit dat dit evangelische missiewerk de concrete ontwikkelingshulp in deze gebieden belemmert. Als er dan in Afghanistan gereageerd wordt op deze vorm van ongevraagde culturele en religieuze interventie door middel van het gijzelen van deze christelijke zendelingen, met als enige eis aan de Zuid-Koreaanse regering om geen zendelingen meer te laten vertrekken naar Afghanistan, zien wij in de westerse wereld dat als een onderstreping van de barbaarsheid van die islamitische cultuur. Gijzelen van christenen, kom op zeg! Want Isa Almasih heeft namelijk veel meer gelijk dan Mohammed. Moslims zien dat dan weer net andersom. De zoon van god versus zijn ultieme profeet. Gelijk tegen gelijk. Conflict en spektakel gegarandeerd. Ik pak de chips en het pils er vast bij.
Ben ik nu werkelijk de enige die vind dat hier met twee heel erg verschillende maten gemeten wordt? Als onze nieuwe, dankzij Donner geïmporteerde imams zichzelf als doel zouden stellen voor 2010 een paar miljoen Nederlanders tot de islam te bekeren en luidkeels koranverzen citerend door de straten zouden trekken, dan zouden betreffende moslims waarschijnlijk ergens in een detentiecentrum vastgezet worden en wordt Wilders spontaan minister-president.* En toch doen onze evangelische vrienden in Afghanistan exact hetzelfde. Tot groot ongenoegen van veel moslims aldaar (of net niet. Bijbels kunnen schijnbaar ook prima functioneren als brand’hout’). Kunnen we de ene bevolkingsgroep wel echt betichten van op religie gebaseerde barbarij terwijl we zelf ook nog stiekempjes met beide voeten in de religieuze drab staan? Andere link. Wij steunen de Amerikanen in hun ‘oorlog’ tegen het ‘terrorisme’. De Amerikanen zijn de belangrijkste bondgenoot van Israël. Een op zijn zachts gezegd problematische staat in het Midden-Oosten. Na wilde men de joden een eigen staat geven. Als compensatie voor de lijdensweg die ze tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten doormaken. Zodoende werd in 1948 de staat Israël gesticht. Afgezien van het wijdverbreide vermoeden dat de Amerikanen graag invloedrijke bondgenoten in het Midden-Oosten hebben omdat de eigen olievoorraden bijna uitgeput zijn en de vraag naar het zwarte goud maar blijft groeien en heel wat mensen op heel belangrijke posities er heel veel geld aan verdienen – is de internationale moslimgemeenschap al een aantal decennia lang behoorlijk geïrriteerd over die vermaledijde joden die opeens hun beloofde land terug zijn komen claimen. Maar die joden stonden in hun gelijk: het was namelijk zo geschreven. Er moeten wat Palestijnen uit het door god beloofde land weggeknuppeld worden ét voila! Heilige land teruggeclaimd – as it was written. Geen enkel probleem. Zeker als je machtige bondgenoten met een vrij uitgebreide wapenindustrie hebt. Maar kennelijk is het niet overal hetzelfde geschreven want de moslimgemeenschap was het niet eens met het hardhandig verwijderen van hun moslimbroeders uit een gebied dat ook binnen de islam heilig en belangrijk is. Bam. Wederom gelijk tegenover gelijk. Doorlopend conflict gegarandeerd. Waar wij stiekem en zonder het zelf door te hebben ook partij in hebben gekozen.
Ik ben zelf agnost. Spiritualiteit als zingeving gebruiken voor eens anders eventueel zinloos en leeg leven vind ik helemaal prima. Moet jij weten als je daar een religie voor nodig hebt. Uit religieuze teksten bepaalde morele lessen destilleren en die op een correcte wijze toepassen op je eigen leven vind ik ook prima. Zelfde verhaal. Maar op het moment dat zingevende stromingen (want dat zijn religies in de essentie tenslotte. Metaverhalen van bevolkingsgroepen om vanuit een bepaalde culturele context een hogere levensvisie te construeren om het goede leven van zin te voorzien. De dwaze mens kwam pas alleen te staan toen hij god vermoordde.) op grote volksmassa’s geprojecteerd worden en onderhevig worden aan machtsconstructies, worden de eventuele wijze lessen die we eruit kunnen trekken ondergesneeuwd door het strength in numbers principe. Dan pas moeten er zieltjes gewonnen worden. Het Roomse christendom kon immers ook pas echt een grote Europese godsdienst worden toen keizer Constantijn zich uiteindelijk ertoe bekeerde. Voor een aanzienlijk deel werd dit besluit bepaald door de observatie dat de steeds groter en groter wordende groep christenen wel eens een behoorlijk gevaar voor de zittende macht zou kunnen gaan worden: if you can’t beat em, join em! Passages uit de heilige schrift die door de katholieke kerk als eventueel gezagsondermijnend werden gezien of die simpelweg niet strookten met de opvattingen die men wenste uit te dragen werden dan ook uit de bijbel verwijderd. Een aantal volledige evangelieboeken werden verdonkeremaand, als we sommige gnostici moeten geloven. De christelijke feestdagen werden zo’n beetje gemixt met de al eeuwen bestaande heidense volksgodsdiensten binnen het rijk. Kerstmis is tenslotte een heidens midwinterfeest. En in de donkere middeleeuwen werd de angst voor een strenge en potentieel heel boze god met machtsmiddelen tot in het eeuwige, er door de machtige katholieke kerk zo ingeramd dat mensen eeuwen later nog steeds opgesloten zitten in het door de kerk gepresenteerde bedreigende referentiekader. Geef het volk wat opium en hou ze angstig, dan luisteren ze dit leven wel.
Religie wordt heel snel een probleem als zij massaal wordt. Veel schijnbaar onoplosbare sociale conflicten zijn het gevolg van overduidelijk meten met twee maten (want mijn religie is waarder dan de jouwe) of het clashen van volkomen onverenigbare religieuze dogma’s. Het grote probleem met absolute waarheden is dat er nooit en te nimmer twee van kunnen zijn. Dialoog weg en niet op te lossen conflict gegarandeerd. Zie midden oosten. Dus denk eens effe na over de implicaties van jouw religie. In the end zijn we tenslotte toch gewoon een stel aangeklede apen met teveel wapengerei die over een heel erg snel rond de zon vliegende rots rondrennen – en moeten we het maar met zijn allen zien te rooien. Want zo simpel ligt het. En ga me asjeblieft niet lopen bekeren. Want dan begint het hele gezeik weer van voren af aan.
* Als god bestaat hoop ik dat hij ons in elk geval behoed voor zo’n afgrijselijk doemscenario als Geert Wilders die minister-president wordt. Burgemeester van Venlo vind ik al te veel eer voor de beste man. Als hij onverhoopt toch gekozen mocht worden tot premier verlies ik spontaan alle geloof in Nederland en al zijn inwoners en emigreer ik naar de Noordpool (als die dan nog niet door de Russen gekoloniseerd is).
Het nieuws vandaag…
maart 2007
Zozo. Woensdagochtend. Zaagmans komt vandaag langs om de week doormidden te zagen. Ik loop mijn kamer uit en zie de krant op mijn drempel liggen. Vast ritueel inmiddels, een huisgenoot die een uur of wat vroeger op moet jat mijn krant en pleurt dat ding vervolgens voor mijn deur ergens neer. Krantje, koffie en een nieuwe bank. Prima zaak. Even de actualiteit doornemen, zoals ik sinds jaar en dag altijd doe voordat ik me aan mijn dagelijkse beslommeringen waag.
Eens kijken hoe de wereld er vandaag de dag voorstaat. In het grootste wirtschaftswunder van de 21e eeuw – China, blijkt dat één op de vier sterfgevallen onder jongeren een zelfmoord is. Niet echt een teken van een prettige samenleving. In Duitsland is het tegenwoordig een sport om jezelf in coma te zuipen. Ik ben zelf ook niet vies van een avond goed doorzakken in de kroeg, maar 52 tequila binnen twintig minuutjes achterover klepperen gaat me dan weer iets te ver. In Londen daarentegen kun je het beste gewoon over straat lopen als je er een einde aan wil maken. Zeker als je een kleurtje hebt. De laatste maanden is het aantal racistisch gemotiveerde moorden onder en door tieners namelijk behoorlijk gestegen. Tijdens het doodschoppen/steken van een zwartgekleurde Londense jongen werd dit spektakel schijnbaar opgeluisterd door een groep enthousiast schreeuwende tienermeisjes. Vet gek! Er wordt iemand doodgeschopt! Net als in de film en net als in de echte getto. Misschien heeft het grove geweld dat vrij permanent over deze nieuwe generatie pubers is uitgestort iets minder leuke bijeffecten? De bijzonder gewelddadige hyperrealiteit en het dagelijkse informatiebombardement zal toch zijn gevolgen hebben dacht ik zo. Of niet dan? Lang leve de 21e eeuw met zijn geweld en drugs propagerende kutmuziek, ultrarealistische computerspellen en de onbegrensde mogelijkheden die de wondere wereld van internet ons nu biedt. De sociale nadelen van onze getechnologiseerde, individualistische spektakelmaatschappij beginnen langzamerhand dan toch hun lelijke kop op te steken.
Ik ben overigens van de jaren tachtig/negentig – toen waren er ook gewelddadige zaken te zien op televisie, maar toen waren de special effects meestal nog zo bagger dat het onderscheid met de realiteit nog prima te maken viel. Op de Nintendo speelden we vroeger Mario Bros (dat ging over pizzabakkers). Op de pc (een 486-er. Wauw!) speelden we Pacman. Ik kan me nog enigszins herinneren dat pa ergens begin jaren negentig ergens de aanschaf van een zogenaamde com-pu-ter zat te overwegen. Dat was nieuw en revolutionair namelijk. En je kon er thuis Pong op spelen (wij hadden geen Nintendo thuis. Daarvoor moest ik altijd eerst een paar straten fietsen). Maar goed. De eerste meer gewelddadige shoot-outs als Wolfenstein 3D en Doom kwamen pas een aantal jaren later. Al moet ik wel zeggen dat ik denk dat ik dat spel net iets te vaak gespeeld heb vroeger. Ik kon me na recente heraanschaf ervan me de cheats nog prima herinneren. Minstens tien jaar na dato. IDKFA! IDDQD! Happy ammo added! God Mode! (hetzelfde geldt overigens voor de ouwe Grand Theft Auto games van weer iets later. Die met dat bovenaanzicht ja. Maar ik had boven op mijn ouderlijke zolderkamertje dan ook een pc staan met als enige doel het zoveel mogelijk spelen van GTA. Zeker als ik weer eens stiekem had zitten blowen ergens in de buurt. Dit dan weerom terzijde).
Anyway. Terug naar de het nieuws van vandaag. In Italië is er dan weer een rel ontstaan rond een paparazzi fotograaf, ene Fabrizio nog-wat. Hij zou politici en high-society-figuren hebben afgeperst die zich te buiten waren gegaan aan drugs, orgieën of combinaties hiervan. Diverse sportlui en politici zouden inmiddels grote bedragen aan deze Fabrizio hebben overgemaakt om publicatie van allerlei compromitterende foto’s te voorkomen. Het volk smult ervan. Coke, seks en geld! Ondertussen willen de Italiaanse radicaal rechtse politieke partijen alle Afrikaanse vluchtelingen die in gammele bootjes onder begeleiding van onbetrouwbare mensensmokkelaars proberen de oversteek naar een beter leven te maken preventief de plomp injagen. Blijf uit ons Fort Europa! We sturen wel een jaarlijkse cheque van nog geen 0.7 procent van ons bruto nationaal product (want dat is de officiële internationale minimumnorm voor ontwikkelingshulp. Waar welgeteld vier of vijf landen zich aan houden). Want die coke en die seks en dat geld zijn van ons natuurlijk.
Ik sla de krant maar effe dicht denk ik. Verwarring alom. Is dit mijn wereld? Ik gebruik geen coke, heb geen seks met supermodellen, en ik zal niet op korte termijn miljonair zijn. Verder ben ik ook geen allerlei zooi zijn neus opsnuivende gladde dispuutsbal die denkt dat hij niet dood kan gaan aan een alcoholvergiftiging omdat zijn ouders heel veel poen hebben en hij later een topfunctie voor een of ander bedrijf gaat bekleden. Ook ben ik geen rijke pooier met heel veel geld, veel bitches en een getto achtergrond. Ik ben geen zelfmoordlustige Chinees en geen gewelddadige wigger. Ik kom gewoon uit Heerlen, ben net afgestudeerd in de cultuurwetenschappen maar verdien mijn geld middels een simpel rotbaantje, woon in een gaar afbraakpand, lees graag een boek, drink graag een pilsje met mijn maten en hou ervan om een beetje door de stad te scheuren op mijn mountainbike. Maar ik probeer een beetje constructief bezig te zijn en ik ben blij dat ik mijn leventje in elk geval wel nog moreel kan verantwoorden. Denk ik. Want ik heb vroeger ook veel Doom gespeeld. Geweld(da)(d)ig allemaal.
Zozo. Woensdagochtend. Zaagmans komt vandaag langs om de week doormidden te zagen. Ik loop mijn kamer uit en zie de krant op mijn drempel liggen. Vast ritueel inmiddels, een huisgenoot die een uur of wat vroeger op moet jat mijn krant en pleurt dat ding vervolgens voor mijn deur ergens neer. Krantje, koffie en een nieuwe bank. Prima zaak. Even de actualiteit doornemen, zoals ik sinds jaar en dag altijd doe voordat ik me aan mijn dagelijkse beslommeringen waag.
Eens kijken hoe de wereld er vandaag de dag voorstaat. In het grootste wirtschaftswunder van de 21e eeuw – China, blijkt dat één op de vier sterfgevallen onder jongeren een zelfmoord is. Niet echt een teken van een prettige samenleving. In Duitsland is het tegenwoordig een sport om jezelf in coma te zuipen. Ik ben zelf ook niet vies van een avond goed doorzakken in de kroeg, maar 52 tequila binnen twintig minuutjes achterover klepperen gaat me dan weer iets te ver. In Londen daarentegen kun je het beste gewoon over straat lopen als je er een einde aan wil maken. Zeker als je een kleurtje hebt. De laatste maanden is het aantal racistisch gemotiveerde moorden onder en door tieners namelijk behoorlijk gestegen. Tijdens het doodschoppen/steken van een zwartgekleurde Londense jongen werd dit spektakel schijnbaar opgeluisterd door een groep enthousiast schreeuwende tienermeisjes. Vet gek! Er wordt iemand doodgeschopt! Net als in de film en net als in de echte getto. Misschien heeft het grove geweld dat vrij permanent over deze nieuwe generatie pubers is uitgestort iets minder leuke bijeffecten? De bijzonder gewelddadige hyperrealiteit en het dagelijkse informatiebombardement zal toch zijn gevolgen hebben dacht ik zo. Of niet dan? Lang leve de 21e eeuw met zijn geweld en drugs propagerende kutmuziek, ultrarealistische computerspellen en de onbegrensde mogelijkheden die de wondere wereld van internet ons nu biedt. De sociale nadelen van onze getechnologiseerde, individualistische spektakelmaatschappij beginnen langzamerhand dan toch hun lelijke kop op te steken.
Ik ben overigens van de jaren tachtig/negentig – toen waren er ook gewelddadige zaken te zien op televisie, maar toen waren de special effects meestal nog zo bagger dat het onderscheid met de realiteit nog prima te maken viel. Op de Nintendo speelden we vroeger Mario Bros (dat ging over pizzabakkers). Op de pc (een 486-er. Wauw!) speelden we Pacman. Ik kan me nog enigszins herinneren dat pa ergens begin jaren negentig ergens de aanschaf van een zogenaamde com-pu-ter zat te overwegen. Dat was nieuw en revolutionair namelijk. En je kon er thuis Pong op spelen (wij hadden geen Nintendo thuis. Daarvoor moest ik altijd eerst een paar straten fietsen). Maar goed. De eerste meer gewelddadige shoot-outs als Wolfenstein 3D en Doom kwamen pas een aantal jaren later. Al moet ik wel zeggen dat ik denk dat ik dat spel net iets te vaak gespeeld heb vroeger. Ik kon me na recente heraanschaf ervan me de cheats nog prima herinneren. Minstens tien jaar na dato. IDKFA! IDDQD! Happy ammo added! God Mode! (hetzelfde geldt overigens voor de ouwe Grand Theft Auto games van weer iets later. Die met dat bovenaanzicht ja. Maar ik had boven op mijn ouderlijke zolderkamertje dan ook een pc staan met als enige doel het zoveel mogelijk spelen van GTA. Zeker als ik weer eens stiekem had zitten blowen ergens in de buurt. Dit dan weerom terzijde).
Anyway. Terug naar de het nieuws van vandaag. In Italië is er dan weer een rel ontstaan rond een paparazzi fotograaf, ene Fabrizio nog-wat. Hij zou politici en high-society-figuren hebben afgeperst die zich te buiten waren gegaan aan drugs, orgieën of combinaties hiervan. Diverse sportlui en politici zouden inmiddels grote bedragen aan deze Fabrizio hebben overgemaakt om publicatie van allerlei compromitterende foto’s te voorkomen. Het volk smult ervan. Coke, seks en geld! Ondertussen willen de Italiaanse radicaal rechtse politieke partijen alle Afrikaanse vluchtelingen die in gammele bootjes onder begeleiding van onbetrouwbare mensensmokkelaars proberen de oversteek naar een beter leven te maken preventief de plomp injagen. Blijf uit ons Fort Europa! We sturen wel een jaarlijkse cheque van nog geen 0.7 procent van ons bruto nationaal product (want dat is de officiële internationale minimumnorm voor ontwikkelingshulp. Waar welgeteld vier of vijf landen zich aan houden). Want die coke en die seks en dat geld zijn van ons natuurlijk.
Ik sla de krant maar effe dicht denk ik. Verwarring alom. Is dit mijn wereld? Ik gebruik geen coke, heb geen seks met supermodellen, en ik zal niet op korte termijn miljonair zijn. Verder ben ik ook geen allerlei zooi zijn neus opsnuivende gladde dispuutsbal die denkt dat hij niet dood kan gaan aan een alcoholvergiftiging omdat zijn ouders heel veel poen hebben en hij later een topfunctie voor een of ander bedrijf gaat bekleden. Ook ben ik geen rijke pooier met heel veel geld, veel bitches en een getto achtergrond. Ik ben geen zelfmoordlustige Chinees en geen gewelddadige wigger. Ik kom gewoon uit Heerlen, ben net afgestudeerd in de cultuurwetenschappen maar verdien mijn geld middels een simpel rotbaantje, woon in een gaar afbraakpand, lees graag een boek, drink graag een pilsje met mijn maten en hou ervan om een beetje door de stad te scheuren op mijn mountainbike. Maar ik probeer een beetje constructief bezig te zijn en ik ben blij dat ik mijn leventje in elk geval wel nog moreel kan verantwoorden. Denk ik. Want ik heb vroeger ook veel Doom gespeeld. Geweld(da)(d)ig allemaal.
‘Opdat wij de vrijheid waard blijven’ II
februari 2007
Stel je voor. Ik sta in de stad. Voor de Ierse pub, bij de Maas in de buurt ergens. Binnen zit ik met een aantal lotgenoten, ook net afgestudeerd en zich onder het genot van een Guinness afvragend wat ze nou voor de rest willen gaan doen met de toekomst. Maar nu hang ik even aan de telefoon met een vriend van me. We bespreken wat ditjes en datjes die geregeld moeten worden, en terloops gaat de discussie ook even over de zin en vooral onzin van de vermeende terreurdreiging. Maar goed, ik hang op en ga weer naar binnen. De Guinness en de warmte wachten namelijk op me. In de loop van de week zit ik op het werk en mailen we nog even op en neer over dit onderwerp. Ergens bij één of andere obscure veiligheidsdienst gaat ondertussen een rood lampje knipperen. Verdacht! Ik had namelijk in één van die gesprekken laten vallen dat ik het misschien niet eens was met de daadwerkelijke terreurdaden, maar als weldenkend mens wel begrip kon opbrengen voor bepaalde beweegredenen van sommige terroristen. De daadwerkelijke uitvoering is wat anders uiteraard, maar dat heeft ook te maken met mijn stellige overtuiging dat een mens nooit en onder geen enkele omstandigheid het recht heeft om willens en wetens het leven van een ander mens te nemen (in de tijd van de dienstplicht zou ik dan ook notoire dienstweigeraar geweest zijn ben ik bang. Maar dat is nu niet relevant). Dit patroon herhaalt zich een aantal keren en uiteindelijk sta ik, me van geen kwaad bewust, in de supermarkt om mijn vegetarische feestmaal te pinnen en dat kan dus niet meer. Gek, denk ik. Mijn loon zou gisteren toch gestort moeten zijn. De dag erna blijkt dat op het werk onverwacht mijn contract beëindigd wordt en dat ik de laan uitgestuurd wordt. Ook mijn huurcontract wordt zonder duidelijke opgaaf van reden abrupt opgezegd.
Uiteindelijk blijkt dat ik een marked man ben. Ik sta op een terreurlijst. Met alle gevolgen van dien. Als je op een terreurlijst staat ben je namelijk een potentiële terrorist en dus een risicofactor. Jouw normale functioneren wordt vanaf nu middels allerlei praktische sancties schier onmogelijk gemaakt onder het mom van terrorismepreventie. Als je geen toegang hebt tot je bankrekening omdat de AIVD je pasje en tegoeden heeft geblokkeerd kun je ook geen grote sommen geld doorsluizen naar Al-Qaida en aanverwante schemerige groeperingen, zo is heel kort door de bocht de redenatie.
Het klinkt als een vergezocht verhaal, maar het kan. Deze terreurlijsten bestaan en worden door onze democratische instanties goedgekeurd. Het grote probleem met deze terreurlijsten is echter dat ze behalve onzinnig en willekeurig ook nog geheim zijn. Personen of organisaties kunnen er op terecht komen zonder concrete beschuldiging of officiële aanklacht, en kunnen vervolgens niet inzien waarom ze exact op die lijst terecht zijn gekomen. Praktijken die op zijn minst als bijzonder dubieus te bestempelen zijn. Juridisch gezien lijkt dit soort van constructies me ook nogal lastig te liggen, nog afgezien van het duidelijk aanwezige gevaar op willekeur van machthebbers. Wie als ´terrorist´ gebrandmerkt wordt is natuurlijk vooral een kwestie van welke definitie er door wie gehanteerd wordt, en op deze manier kan in principe iedereen dus wel als potentieel terrorist op zo´n lijst terecht komen. Noem me paranoïde, maar ik vind dit zaken die in een full blown dictatuur niet zouden misstaan. Afgezien van het feit dat je het risico loopt dat allerlei rechtgeaarde, hardwerkende en vooral normale moslims ook op dat soort lijsten terechtkomen omdat ze toevallig ooit in de foute moskee met de foute persoon hebben gepraat, is een geheime terreurlijst natuurlijk een perfect onderdrukkingsmiddel. Iemand is lastig? Terrorist! En hij wordt inderdaad ‘burgerdood gemaakt’.
En de openbare discussie gaat (voor de niet Hart-van-Nederland-kijker) over het verbod op de ontkenning van de holocaust? George Orwell had gelijk, alleen heeft het merendeel van de bevolking het simpelweg niet door. Men is inmiddels te bang geworden voor het ‘gevaar uit het oosten’ (in dit geval de islam. In vroeger dagen de communisten. Nog vroeger de Moren of weer iets recenter de Japanners uit het echt verre oosten. De westerse wereld is altijd panisch geweest voor één of ander duister gevaar uit het oosten), of gewoon te afgestompt en te apathisch om ertegen in het geweer te komen. Zo niet hier. Als dít dan de democratische waarden zijn van de beschaafde samenleving die wij willen uitdragen wil ik op deze manier even aangeven dat ik daar dus niet achter sta. Begrijp me niet verkeerd. Ik zie het op een democratische en rechtvaardige wijze inrichten van de maatschappij als één van onze meest belangrijke verworvenheden. Maar deze toestanden hebben daar nog weinig mee te maken. Zie ook concentratiekamp Guantanamo en de vermeende geheime CIA vluchten door heel Europa (inclusief Nederland ja). Dat heeft weinig met mijn veiligheid als Nederlands staatsburger te maken. Eerder met bedenkelijke exponenten van een staatssysteem met dictatoriale trekjes waar vroegere generaties tegen in het geweer zouden zijn gekomen. Maar goed mijn beste Big Brother. Zet me maar op je terreurlijst. Snappen wat ik daadwerkelijk bedoel met dit stukje doe je toch niet, verblind als je bent door paranoia, honger naar macht of blinde neiging om achter keizer George II en zijn Vierde Rijk aan te rennen. Nogmaals; ik hoop dat wij de door ons geclaimde vrijheid waard blijven. Want op deze manier gun ik jullie stuk voor stuk je eigen plekje één of andere terreurlijst.
Stel je voor. Ik sta in de stad. Voor de Ierse pub, bij de Maas in de buurt ergens. Binnen zit ik met een aantal lotgenoten, ook net afgestudeerd en zich onder het genot van een Guinness afvragend wat ze nou voor de rest willen gaan doen met de toekomst. Maar nu hang ik even aan de telefoon met een vriend van me. We bespreken wat ditjes en datjes die geregeld moeten worden, en terloops gaat de discussie ook even over de zin en vooral onzin van de vermeende terreurdreiging. Maar goed, ik hang op en ga weer naar binnen. De Guinness en de warmte wachten namelijk op me. In de loop van de week zit ik op het werk en mailen we nog even op en neer over dit onderwerp. Ergens bij één of andere obscure veiligheidsdienst gaat ondertussen een rood lampje knipperen. Verdacht! Ik had namelijk in één van die gesprekken laten vallen dat ik het misschien niet eens was met de daadwerkelijke terreurdaden, maar als weldenkend mens wel begrip kon opbrengen voor bepaalde beweegredenen van sommige terroristen. De daadwerkelijke uitvoering is wat anders uiteraard, maar dat heeft ook te maken met mijn stellige overtuiging dat een mens nooit en onder geen enkele omstandigheid het recht heeft om willens en wetens het leven van een ander mens te nemen (in de tijd van de dienstplicht zou ik dan ook notoire dienstweigeraar geweest zijn ben ik bang. Maar dat is nu niet relevant). Dit patroon herhaalt zich een aantal keren en uiteindelijk sta ik, me van geen kwaad bewust, in de supermarkt om mijn vegetarische feestmaal te pinnen en dat kan dus niet meer. Gek, denk ik. Mijn loon zou gisteren toch gestort moeten zijn. De dag erna blijkt dat op het werk onverwacht mijn contract beëindigd wordt en dat ik de laan uitgestuurd wordt. Ook mijn huurcontract wordt zonder duidelijke opgaaf van reden abrupt opgezegd.
Uiteindelijk blijkt dat ik een marked man ben. Ik sta op een terreurlijst. Met alle gevolgen van dien. Als je op een terreurlijst staat ben je namelijk een potentiële terrorist en dus een risicofactor. Jouw normale functioneren wordt vanaf nu middels allerlei praktische sancties schier onmogelijk gemaakt onder het mom van terrorismepreventie. Als je geen toegang hebt tot je bankrekening omdat de AIVD je pasje en tegoeden heeft geblokkeerd kun je ook geen grote sommen geld doorsluizen naar Al-Qaida en aanverwante schemerige groeperingen, zo is heel kort door de bocht de redenatie.
Het klinkt als een vergezocht verhaal, maar het kan. Deze terreurlijsten bestaan en worden door onze democratische instanties goedgekeurd. Het grote probleem met deze terreurlijsten is echter dat ze behalve onzinnig en willekeurig ook nog geheim zijn. Personen of organisaties kunnen er op terecht komen zonder concrete beschuldiging of officiële aanklacht, en kunnen vervolgens niet inzien waarom ze exact op die lijst terecht zijn gekomen. Praktijken die op zijn minst als bijzonder dubieus te bestempelen zijn. Juridisch gezien lijkt dit soort van constructies me ook nogal lastig te liggen, nog afgezien van het duidelijk aanwezige gevaar op willekeur van machthebbers. Wie als ´terrorist´ gebrandmerkt wordt is natuurlijk vooral een kwestie van welke definitie er door wie gehanteerd wordt, en op deze manier kan in principe iedereen dus wel als potentieel terrorist op zo´n lijst terecht komen. Noem me paranoïde, maar ik vind dit zaken die in een full blown dictatuur niet zouden misstaan. Afgezien van het feit dat je het risico loopt dat allerlei rechtgeaarde, hardwerkende en vooral normale moslims ook op dat soort lijsten terechtkomen omdat ze toevallig ooit in de foute moskee met de foute persoon hebben gepraat, is een geheime terreurlijst natuurlijk een perfect onderdrukkingsmiddel. Iemand is lastig? Terrorist! En hij wordt inderdaad ‘burgerdood gemaakt’.
En de openbare discussie gaat (voor de niet Hart-van-Nederland-kijker) over het verbod op de ontkenning van de holocaust? George Orwell had gelijk, alleen heeft het merendeel van de bevolking het simpelweg niet door. Men is inmiddels te bang geworden voor het ‘gevaar uit het oosten’ (in dit geval de islam. In vroeger dagen de communisten. Nog vroeger de Moren of weer iets recenter de Japanners uit het echt verre oosten. De westerse wereld is altijd panisch geweest voor één of ander duister gevaar uit het oosten), of gewoon te afgestompt en te apathisch om ertegen in het geweer te komen. Zo niet hier. Als dít dan de democratische waarden zijn van de beschaafde samenleving die wij willen uitdragen wil ik op deze manier even aangeven dat ik daar dus niet achter sta. Begrijp me niet verkeerd. Ik zie het op een democratische en rechtvaardige wijze inrichten van de maatschappij als één van onze meest belangrijke verworvenheden. Maar deze toestanden hebben daar nog weinig mee te maken. Zie ook concentratiekamp Guantanamo en de vermeende geheime CIA vluchten door heel Europa (inclusief Nederland ja). Dat heeft weinig met mijn veiligheid als Nederlands staatsburger te maken. Eerder met bedenkelijke exponenten van een staatssysteem met dictatoriale trekjes waar vroegere generaties tegen in het geweer zouden zijn gekomen. Maar goed mijn beste Big Brother. Zet me maar op je terreurlijst. Snappen wat ik daadwerkelijk bedoel met dit stukje doe je toch niet, verblind als je bent door paranoia, honger naar macht of blinde neiging om achter keizer George II en zijn Vierde Rijk aan te rennen. Nogmaals; ik hoop dat wij de door ons geclaimde vrijheid waard blijven. Want op deze manier gun ik jullie stuk voor stuk je eigen plekje één of andere terreurlijst.
maandag 29 december 2008
Over Jan. Een bittere oude man.
januari 2007
Ik kwam Jan voor het eerst tegen in de kantine op het werk afgelopen najaar. Hij leek me wel een aardige man zo op het eerste gezicht. Een beetje bitter misschien. Hij was met een kopje automaatkoffie onderweg naar de rookhoek buiten. Daar stond Jan heel vaak. Echt heel erg vaak. Hij rookte namelijk als een ketter. Zo iemand die ze in de Middeleeuwen zonder pardon in de fik hadden gestoken midden op (naar alle waarschijnlijkheid) het Vrijthof. Ik ben tijdens één van mijn een stuk meer spaarzame pauzes wel eens bij hem gaan staan. Tussen de drie sigaretten die Jan binnen een kwartier wegteugde kon hij tegelijkertijd over vanalles zeiken. Over dat hij vond dat hij eigenlijk een lintje verdiende voor de waarschijnlijk gigantische bijdrage die hij inmiddels aan de staatskas geleverd had middels zijn excessieve rookgedrag. Maar nee, lintjes waren natuurlijk alleen voorbehouden aan de hoge heren. Hij vertrouwde ze allemaal niet daarboven in Den Haag. Nu vertrouwde Jan sowieso niet zo bijster veel mensen. Zelfs zijn betere wederhelft moest het gedurende dat kwartiertje kankeren ontgelden. Zij kon namelijk niet koken, zo vond Jan. Ik begon me een beetje af te vragen of iemand als Jan überhaupt ergens gelukkig van werd.
Terug boven op de afdeling – ik heb een lift eerder naar boven gepakt terwijl Jan zich nog maar een sjekkie rolde – ben ik alweer een tijdje in de weer met mijn dagelijkse klotebaantje en zie ik Jan in overleg met een aantal veel jongere collega’s. Allemaal jongens van rond de twintig die dankzij een redelijke computerkennis en een gebrek aan ambitie om zelfs maar hun HAVO af te maken, gecombineerd met de explosieve groei die dit bedrijf het laatste jaar heeft doorgemaakt nu allemaal in het bezit zijn van een net iets te dikke auto. Van die ‘mannetjes’, zeg maar. Ego’s van Jan tot aan de koffieautomaat. Allemaal trots op en enthousiast over hun op jonge leeftijd verworven luxe. Het leven lacht hen nog tegemoet. Tussen deze muren zijn ze heel erg belangrijk. Jan zit ondertussen lusteloos rond te klikken op internet. Op zoek naar interessant downloadmateriaal allicht, om ’s avonds thuis te kijken. Als zijn vrouw weer uit pure ellende maar naar bed is gegaan. Ik vraag me af hoeveel van die nu nog zo enthousiaste mannetjes later als Jan eindigen. Zonder uitzicht. Zonder doel. Zonder punchline. Dit stukje is écht net als het leven van Jan. Zonder punchline. Dus.
Ik kwam Jan voor het eerst tegen in de kantine op het werk afgelopen najaar. Hij leek me wel een aardige man zo op het eerste gezicht. Een beetje bitter misschien. Hij was met een kopje automaatkoffie onderweg naar de rookhoek buiten. Daar stond Jan heel vaak. Echt heel erg vaak. Hij rookte namelijk als een ketter. Zo iemand die ze in de Middeleeuwen zonder pardon in de fik hadden gestoken midden op (naar alle waarschijnlijkheid) het Vrijthof. Ik ben tijdens één van mijn een stuk meer spaarzame pauzes wel eens bij hem gaan staan. Tussen de drie sigaretten die Jan binnen een kwartier wegteugde kon hij tegelijkertijd over vanalles zeiken. Over dat hij vond dat hij eigenlijk een lintje verdiende voor de waarschijnlijk gigantische bijdrage die hij inmiddels aan de staatskas geleverd had middels zijn excessieve rookgedrag. Maar nee, lintjes waren natuurlijk alleen voorbehouden aan de hoge heren. Hij vertrouwde ze allemaal niet daarboven in Den Haag. Nu vertrouwde Jan sowieso niet zo bijster veel mensen. Zelfs zijn betere wederhelft moest het gedurende dat kwartiertje kankeren ontgelden. Zij kon namelijk niet koken, zo vond Jan. Ik begon me een beetje af te vragen of iemand als Jan überhaupt ergens gelukkig van werd.
Terug boven op de afdeling – ik heb een lift eerder naar boven gepakt terwijl Jan zich nog maar een sjekkie rolde – ben ik alweer een tijdje in de weer met mijn dagelijkse klotebaantje en zie ik Jan in overleg met een aantal veel jongere collega’s. Allemaal jongens van rond de twintig die dankzij een redelijke computerkennis en een gebrek aan ambitie om zelfs maar hun HAVO af te maken, gecombineerd met de explosieve groei die dit bedrijf het laatste jaar heeft doorgemaakt nu allemaal in het bezit zijn van een net iets te dikke auto. Van die ‘mannetjes’, zeg maar. Ego’s van Jan tot aan de koffieautomaat. Allemaal trots op en enthousiast over hun op jonge leeftijd verworven luxe. Het leven lacht hen nog tegemoet. Tussen deze muren zijn ze heel erg belangrijk. Jan zit ondertussen lusteloos rond te klikken op internet. Op zoek naar interessant downloadmateriaal allicht, om ’s avonds thuis te kijken. Als zijn vrouw weer uit pure ellende maar naar bed is gegaan. Ik vraag me af hoeveel van die nu nog zo enthousiaste mannetjes later als Jan eindigen. Zonder uitzicht. Zonder doel. Zonder punchline. Dit stukje is écht net als het leven van Jan. Zonder punchline. Dus.
‘Are human beings actually made to be living in cubicles?’
januari 2007
Daar sta je dan. Rond de klok van half tien op de vrijdagavond in de door neongroen TL-licht verlichte rookhoek van een parkeergarage onder het Mecc. Het werkende leven heeft mij uiteindelijk dan ook te pakken gekregen. Rustig neem ik een slok koffie en een trek van mijn sigaret, al keuvelend met wat doorgeschoten ICT nerds en een aantal hun-vrouw-ontvluchtende veertigplussers. ‘Een ietwat onwennige omgeving voor een cultuurwetenschapper,’ denk ik terwijl ik staar naar de lichtjes die op de nabijgelegen snelweg hun weekend tegemoet flitsen. Niet dat ik klaag hoor. Het werk is niet al te lastig, de collega’s zijn gezellig en het loonstrookje dat elke maand binnenkomt overtuigt me meestal definitief om nog even te blijven hangen hier. En stiekem is het eigenlijk ook wel fijn om effe op de automatische piloot door te werken op deze helpdesk – deze intensieve menshouderij. Zeker na een dik half jaar van op sneltreintempo doorschrijven aan een doctoraalscriptie. Natuurlijk denk ik met de nodige weemoed terug aan de dagen dat ik zonder problemen laat in de ochtend uit bed kon rollen, om de dag rustig te beginnen met een kop koffie en een krantje in de keuken van mijn toenmalige studentenhuis. Af en toe mijn hard voor hun tentamens studerende huisgenootjes lastigvallend met ofwel een onzinnige opmerking, ofwel een net te links propagandistisch verhaal gebaseerd op die net gelezen krant. Om vervolgens op de uni tot in de avonduren door te werken aan de scriptie, al dan niet gecombineerd met allerlei pseudo-intellectuele discussies in één van de vele kroegen die de Maastrichtse binnenstad rijk is. We wisten het allemaal beter en we gingen het de wereld wel effe vertellen.
De realiteit van de intensieve menshouderij heeft me ingehaald op het moment. Goed, er moet brood op de plank en ook de huur betaalt zichzelf niet. Al met al heb ik weinig te klagen. Maar toch. Soms grijpen het kunstmatig groene licht van de rookruimte en de cubicles – bemand door mensen die de hele dag robotachtige handelingen verrichten – me op een bijzonder beklemmende manier bij de strot. Is dit echt de toekomst? Is dit echt de realiteit die we voor onszelf hebben gecreëerd? Weer een telefoongesprek zonder gezicht daarbij. Weer een blikkerige stem die door mijn headset zijn verhaal over internet en hoe afhankelijk hij daarvan is laat weerklinken. Een vluchtige blik op het scherm in de hoek vertelt me dat er nog 49 man in de wachtrij staan. Snel afwerken die call, dit bedrijf wordt op zijn efficiëntie afgerekend. Voor de menselijke maat is geen tijd. En contractueel gezien is die menselijke maat sowieso eigenlijk overbodig. Het gaat om aantallen. Niet om mensen helpen.
´Ik heb telefonie via jullie maar ik heb nog steeds geen kiestoon.’
´Dat komt omdat uw nummer nog niet door KP#* is vrijgegeven mevrouw.’
´Maar KP# zegt dat ik dat via jullie moet regelen.’
´Ik kan u jammer genoeg niet verder helpen. Ik raad u toch aan om nog eens contact met KP# op te nemen.’
´Maar die hebben me dus gister naar u doorverwezen.’
´Sorry mevrouw. Prettige dag verder.’
Next. Wie ik net precies heb verteld dat ze haar zieke moeder in Noorwegen nog steeds niet kan bellen weet ik niet. De collega’s in de cubicles tegenover me keuvelen tussen twee gesprekken door semi-enthousiast over de opklimmogelijkheden binnen dit bedrijf. Ik verlang ondertussen naar het moment dat mijn contract afloopt, ik een welgemeende middelvinger op kan steken naar mijn supervisor en voor de laatste keer het hek van het rookhok achter me kan dichttrekken. Het leven zou toch meer moeten voorstellen dan dit? Of ben ik nu echt zo fucking naïef? Ach ja. We zien wel weer verder na het volgende loonstrookje.
* Merknamen gebruiken is mij niet toegestaan. Ik kan nu ofwel een verhaal gaan ophangen dat ik geen onbewuste sluikreclame wil maken voor een bekende, Nederlandse met-drie-letters-afgekorte telefonie- en internetaanbieder, ofwel toegeven dat ik een mietje ben die niet in de problemen wil komen door dit soort futiliteiten. Uiteraard kies ik voor de eerste optie
Daar sta je dan. Rond de klok van half tien op de vrijdagavond in de door neongroen TL-licht verlichte rookhoek van een parkeergarage onder het Mecc. Het werkende leven heeft mij uiteindelijk dan ook te pakken gekregen. Rustig neem ik een slok koffie en een trek van mijn sigaret, al keuvelend met wat doorgeschoten ICT nerds en een aantal hun-vrouw-ontvluchtende veertigplussers. ‘Een ietwat onwennige omgeving voor een cultuurwetenschapper,’ denk ik terwijl ik staar naar de lichtjes die op de nabijgelegen snelweg hun weekend tegemoet flitsen. Niet dat ik klaag hoor. Het werk is niet al te lastig, de collega’s zijn gezellig en het loonstrookje dat elke maand binnenkomt overtuigt me meestal definitief om nog even te blijven hangen hier. En stiekem is het eigenlijk ook wel fijn om effe op de automatische piloot door te werken op deze helpdesk – deze intensieve menshouderij. Zeker na een dik half jaar van op sneltreintempo doorschrijven aan een doctoraalscriptie. Natuurlijk denk ik met de nodige weemoed terug aan de dagen dat ik zonder problemen laat in de ochtend uit bed kon rollen, om de dag rustig te beginnen met een kop koffie en een krantje in de keuken van mijn toenmalige studentenhuis. Af en toe mijn hard voor hun tentamens studerende huisgenootjes lastigvallend met ofwel een onzinnige opmerking, ofwel een net te links propagandistisch verhaal gebaseerd op die net gelezen krant. Om vervolgens op de uni tot in de avonduren door te werken aan de scriptie, al dan niet gecombineerd met allerlei pseudo-intellectuele discussies in één van de vele kroegen die de Maastrichtse binnenstad rijk is. We wisten het allemaal beter en we gingen het de wereld wel effe vertellen.
De realiteit van de intensieve menshouderij heeft me ingehaald op het moment. Goed, er moet brood op de plank en ook de huur betaalt zichzelf niet. Al met al heb ik weinig te klagen. Maar toch. Soms grijpen het kunstmatig groene licht van de rookruimte en de cubicles – bemand door mensen die de hele dag robotachtige handelingen verrichten – me op een bijzonder beklemmende manier bij de strot. Is dit echt de toekomst? Is dit echt de realiteit die we voor onszelf hebben gecreëerd? Weer een telefoongesprek zonder gezicht daarbij. Weer een blikkerige stem die door mijn headset zijn verhaal over internet en hoe afhankelijk hij daarvan is laat weerklinken. Een vluchtige blik op het scherm in de hoek vertelt me dat er nog 49 man in de wachtrij staan. Snel afwerken die call, dit bedrijf wordt op zijn efficiëntie afgerekend. Voor de menselijke maat is geen tijd. En contractueel gezien is die menselijke maat sowieso eigenlijk overbodig. Het gaat om aantallen. Niet om mensen helpen.
´Ik heb telefonie via jullie maar ik heb nog steeds geen kiestoon.’
´Dat komt omdat uw nummer nog niet door KP#* is vrijgegeven mevrouw.’
´Maar KP# zegt dat ik dat via jullie moet regelen.’
´Ik kan u jammer genoeg niet verder helpen. Ik raad u toch aan om nog eens contact met KP# op te nemen.’
´Maar die hebben me dus gister naar u doorverwezen.’
´Sorry mevrouw. Prettige dag verder.’
Next. Wie ik net precies heb verteld dat ze haar zieke moeder in Noorwegen nog steeds niet kan bellen weet ik niet. De collega’s in de cubicles tegenover me keuvelen tussen twee gesprekken door semi-enthousiast over de opklimmogelijkheden binnen dit bedrijf. Ik verlang ondertussen naar het moment dat mijn contract afloopt, ik een welgemeende middelvinger op kan steken naar mijn supervisor en voor de laatste keer het hek van het rookhok achter me kan dichttrekken. Het leven zou toch meer moeten voorstellen dan dit? Of ben ik nu echt zo fucking naïef? Ach ja. We zien wel weer verder na het volgende loonstrookje.
* Merknamen gebruiken is mij niet toegestaan. Ik kan nu ofwel een verhaal gaan ophangen dat ik geen onbewuste sluikreclame wil maken voor een bekende, Nederlandse met-drie-letters-afgekorte telefonie- en internetaanbieder, ofwel toegeven dat ik een mietje ben die niet in de problemen wil komen door dit soort futiliteiten. Uiteraard kies ik voor de eerste optie
Het buitensluiten van buiten.
Ik staar in het donker
Maar wat naar mijn schermpje
Want de buitenwereld
Die is heel erg groot
Ik ben heel erg bang voor
Die buitenwereld
Want voorbij de rolluiken
Daar ga je dood
Maar wat naar mijn schermpje
Want de buitenwereld
Die is heel erg groot
Ik ben heel erg bang voor
Die buitenwereld
Want voorbij de rolluiken
Daar ga je dood
De Dingetjes.
november 2006
Het zijn van die dingen. Meestal kleine dingetjes. Dingen die het leven het leven maken. Dingetjes die het leven de moeite waard maken. Een voorzichtige zonnestraal op het gezicht van dat meisje dat je eigenlijk wel leuk vind. Met een vers gezette bak koffie een net nieuw aangeschafte cd de stereo inschuiven. Je stamkroeg inlopen en daar al je vrienden aantreffen. Mooie dingetjes. Fijne dingen. Maar het zijn ook van die kleine dingetjes waarin je de eerste tekenen van het verval kunt herkennen. Zorgelijke dingetjes. Dingetjes die de dingen eigenlijk niet waard zijn, maar toch een veeg teken aan de wand kunnen zijn. Zo stond ik vanmiddag op een regenachtige zaterdag op de trein te wachten. Er kwam een gehoofddoekte moslima aanlopen en ging naast me staan. We zeiden vriendelijk gedag tegen elkaar zoals betaamt in een beschaafde samenleving. Ik deed mijn discman in om te kunnen genieten van zo’n net nieuw aangeschafte weldadige maalstroom van melodieën en ritmes (Have Heart. Coole band, het uitchecken waard). Na een tijdje viel me de wantrouwende, zelfs angstige – maar bovenal doordringende blik op van de dame op leeftijd die bedachtzaam langsliep. Snel draaide ze haar hoofd weg toen de moslima naast mij haar blik beantwoordde middels een vriendelijk knikje. De angst en het onbegrip lagen er duimendik bovenop. Van een afstandje bleef de dame op leeftijd de moslima in de gaten houden, zo zag ik vanuit mijn ooghoeken.
De vriendelijke moslima staat nog steeds naast me. De trein is weer eens te laat, een probleem waar we beiden al vaker mee geconfronteerd zijn, zo besluiten we lachend. De oudere dame staat nog steeds een tig aantal meter verder gespannen voor zich uit te staren. Misschien is de paranoia in onze maatschappij te ver doorgeschoten, denk ik bij mezelf. Misschien zijn we collectief door de angst overmand. Misschien zijn dat de dingetjes waar we ons eens zorgen over moeten gaan maken. Tekens aan de wand. Een samenleving die zichzelf blijft voorhouden dat het wel goed zal komen is allang verloren, heb ik ooit gehoord. Op dat moment komt er een groepje jongens aan in zwarte bomberjacks. Nederlands vlaggetje op de jas, witte veters in de kisten. Zij kijken allesbehalve angstig. Ze kijken opgefokt. Zo ook het groepje Marokkaantjes die van de andere kant van het perron komt aanlopen.
Ik maak me zorgen. Af en toe.
Het zijn van die dingen. Meestal kleine dingetjes. Dingen die het leven het leven maken. Dingetjes die het leven de moeite waard maken. Een voorzichtige zonnestraal op het gezicht van dat meisje dat je eigenlijk wel leuk vind. Met een vers gezette bak koffie een net nieuw aangeschafte cd de stereo inschuiven. Je stamkroeg inlopen en daar al je vrienden aantreffen. Mooie dingetjes. Fijne dingen. Maar het zijn ook van die kleine dingetjes waarin je de eerste tekenen van het verval kunt herkennen. Zorgelijke dingetjes. Dingetjes die de dingen eigenlijk niet waard zijn, maar toch een veeg teken aan de wand kunnen zijn. Zo stond ik vanmiddag op een regenachtige zaterdag op de trein te wachten. Er kwam een gehoofddoekte moslima aanlopen en ging naast me staan. We zeiden vriendelijk gedag tegen elkaar zoals betaamt in een beschaafde samenleving. Ik deed mijn discman in om te kunnen genieten van zo’n net nieuw aangeschafte weldadige maalstroom van melodieën en ritmes (Have Heart. Coole band, het uitchecken waard). Na een tijdje viel me de wantrouwende, zelfs angstige – maar bovenal doordringende blik op van de dame op leeftijd die bedachtzaam langsliep. Snel draaide ze haar hoofd weg toen de moslima naast mij haar blik beantwoordde middels een vriendelijk knikje. De angst en het onbegrip lagen er duimendik bovenop. Van een afstandje bleef de dame op leeftijd de moslima in de gaten houden, zo zag ik vanuit mijn ooghoeken.
De vriendelijke moslima staat nog steeds naast me. De trein is weer eens te laat, een probleem waar we beiden al vaker mee geconfronteerd zijn, zo besluiten we lachend. De oudere dame staat nog steeds een tig aantal meter verder gespannen voor zich uit te staren. Misschien is de paranoia in onze maatschappij te ver doorgeschoten, denk ik bij mezelf. Misschien zijn we collectief door de angst overmand. Misschien zijn dat de dingetjes waar we ons eens zorgen over moeten gaan maken. Tekens aan de wand. Een samenleving die zichzelf blijft voorhouden dat het wel goed zal komen is allang verloren, heb ik ooit gehoord. Op dat moment komt er een groepje jongens aan in zwarte bomberjacks. Nederlands vlaggetje op de jas, witte veters in de kisten. Zij kijken allesbehalve angstig. Ze kijken opgefokt. Zo ook het groepje Marokkaantjes die van de andere kant van het perron komt aanlopen.
Ik maak me zorgen. Af en toe.
Homo Sapiëns Superior Plus
(met dank aan Bram ;)
lente 2006
Teveel voor de mens
Veel teveel voor de mens
Informatie teveel voor de mens
Zijn hoofd blijft tollen
Zijn brein blijft rollen
Dit is de moderne mens
Hij moet maar door
Hij moet meer weten
Het tempo ligt hoog voor die mens
Informatie blijft komen
Megabytes blijven stromen
Hij weet o zo veel deze mens
Het leven is kort
En de wereld is groot
Hij heeft het heel druk deze mens
Misschien dat Nietzsche
Toch wel gelijk had
En zijn al onze goden vermoord door die mens
Maar het grote geheel
Ging toen voor altijd verloren
Dat is de vloek voor die mens
lente 2006
Teveel voor de mens
Veel teveel voor de mens
Informatie teveel voor de mens
Zijn hoofd blijft tollen
Zijn brein blijft rollen
Dit is de moderne mens
Hij moet maar door
Hij moet meer weten
Het tempo ligt hoog voor die mens
Informatie blijft komen
Megabytes blijven stromen
Hij weet o zo veel deze mens
Het leven is kort
En de wereld is groot
Hij heeft het heel druk deze mens
Misschien dat Nietzsche
Toch wel gelijk had
En zijn al onze goden vermoord door die mens
Maar het grote geheel
Ging toen voor altijd verloren
Dat is de vloek voor die mens
De Geluidsman
De Geluidsman
(disclaimer: er waren drugs in het spel!)
De geluidsman. Dat is die kerel die al draaiende aan allerlei knopjes op een voor normale mensen schier onbegrijpelijk mengpaneel het geluid afstelt in jongerencentra, kroegjes of festivals. Die mensen zijn hard nodig. Jedoch ook een vrij apart slag van mensen. In een doorgerookte bui zijn ik en een maat van me, zittend in de vensterbank als zo vaak, gekomen tot de volgende archetypische karakterisering van de geluidsman. En wij vermoeden dat we hier niet ver van de waarheid afzitten. Al moet hier wel bij vermeld worden dat we beiden muzikanten zijn en dus een ietwat vertekend en vooral ook vooringenomen beeld van geluidsmannen hebben.
Maar goed, meestal blijkt het toch redelijk te kloppen dat een geluidsman een zware-shag-rokende man van middelbare leeftijd is. Meestal vrijgezel, altijd getooid met een paardenstaart. Verder over het algemeen uitgedost in een zwart shirt waarop trots danwel een logo van het lokale jaarlijkse festival prijkt – waar hij vanzelfsprekend het geluid mag doen, danwel een logo van een vergeten metalband als Metallica of Venom. Dit shirt zit in een net te strak zittende spijkerbroek gefrommeld en zijn sjekkies worden altijd met een zippo aangestoken. De geluidsman is meestal nors gestemd en heeft in de regel een absolute tyfushekel aan muzikanten – die hij als domme en inferieure lastpakken beschouwd. Denk er dan ook aan. Geluidsmannen weten altijd alles beter. Waag het eens het er niet mee eens te zijn, dan zal hij opzettelijk zorgen dat jouw zorgvuldig in elkaar geknutselde nummers niet meer om aan te horen zijn en spontaan veranderen in een ondefinieerbare muur van ruis. Dit kan ook per ongeluk gebeuren. Excessieve bierconsumptie is deze specifieke soort van mensen namelijk niet geheel vreemd. Maar goed, zoals ik al zei ik ben wat dit betreft niet volkomen objectief. Daarbij sowieso een lastpak. Bij voorbaat dus excuses aan alle geluidsmannen die wel oké zijn. Die zijn er namelijk ook. Verder hou ik nogal van generaliseren, dat maakt het leven duidelijker. Vandaar dus. En desalniettemin, dat is ook best een cool woord.
(disclaimer: er waren drugs in het spel!)
De geluidsman. Dat is die kerel die al draaiende aan allerlei knopjes op een voor normale mensen schier onbegrijpelijk mengpaneel het geluid afstelt in jongerencentra, kroegjes of festivals. Die mensen zijn hard nodig. Jedoch ook een vrij apart slag van mensen. In een doorgerookte bui zijn ik en een maat van me, zittend in de vensterbank als zo vaak, gekomen tot de volgende archetypische karakterisering van de geluidsman. En wij vermoeden dat we hier niet ver van de waarheid afzitten. Al moet hier wel bij vermeld worden dat we beiden muzikanten zijn en dus een ietwat vertekend en vooral ook vooringenomen beeld van geluidsmannen hebben.
Maar goed, meestal blijkt het toch redelijk te kloppen dat een geluidsman een zware-shag-rokende man van middelbare leeftijd is. Meestal vrijgezel, altijd getooid met een paardenstaart. Verder over het algemeen uitgedost in een zwart shirt waarop trots danwel een logo van het lokale jaarlijkse festival prijkt – waar hij vanzelfsprekend het geluid mag doen, danwel een logo van een vergeten metalband als Metallica of Venom. Dit shirt zit in een net te strak zittende spijkerbroek gefrommeld en zijn sjekkies worden altijd met een zippo aangestoken. De geluidsman is meestal nors gestemd en heeft in de regel een absolute tyfushekel aan muzikanten – die hij als domme en inferieure lastpakken beschouwd. Denk er dan ook aan. Geluidsmannen weten altijd alles beter. Waag het eens het er niet mee eens te zijn, dan zal hij opzettelijk zorgen dat jouw zorgvuldig in elkaar geknutselde nummers niet meer om aan te horen zijn en spontaan veranderen in een ondefinieerbare muur van ruis. Dit kan ook per ongeluk gebeuren. Excessieve bierconsumptie is deze specifieke soort van mensen namelijk niet geheel vreemd. Maar goed, zoals ik al zei ik ben wat dit betreft niet volkomen objectief. Daarbij sowieso een lastpak. Bij voorbaat dus excuses aan alle geluidsmannen die wel oké zijn. Die zijn er namelijk ook. Verder hou ik nogal van generaliseren, dat maakt het leven duidelijker. Vandaar dus. En desalniettemin, dat is ook best een cool woord.
Brave New World
januari 2006
De hel is losgebroken hier op mijn rustige Maastrichtse studentenkamertje. Ik moet namelijk een nieuwe computer aanschaffen. Uit mijn huidige PC-tje komt nog net geen rook en hij valt nog net niet uit elkaar. Met het oog op een te schrijven scriptie lijkt het dus van redelijk belang om te zorgen voor adequate vervanging. Makkelijk zat zou je zo zeggen.
Nou niet dus. Ik als computeranalfabeet en iemand die op zijn zachts gezegd redelijk sceptisch staat tegenover de verregaande technologisering van het menselijk samenleven wordt opeens geconfronteerd met 4X USB 2.0 aansluitingen, 9-in-1 kaartlezers en processors met HT Technologie die mijn Qmotion het hart van mijn digitale wereld kunnen maken. Juist ja. Afgezien van het feit dat ik nu dus het grootste deel van mijn tijd loeivervelende verkooppraatjes van enthousiaste computeradepten moet aanhoren vraag ik me af wat de toegevoegde waarde is van het feit dat ik tegenwoordig op de bank kan zitten en via mijn televisie foto’s kan kijken die dan staan op een PC, waarop mijn 15 jarige neefje tegelijkertijd een online-strategygame zit te spelen met iemand die zich effectief twee deuren verder bevindt. Ik zie het voordeel niet echt moet ik zeggen. Wij speelden vroeger gewoon soldaatje in het bos met zelfgemaakte wapens en vooral onze eigen fantasie. Zijn dit daadwerkelijk de technologische innovaties die ons als menselijk ras verder brengen, ons leren hoe we beter met elkaar kunnen omgaan en de samenleving ‘an sich’ verbeteren? Als we alle reclamefolders en digitale enthousiastelingen mogen geloven wel natuurlijk. Zolang ons absolute geloof in innovatie gekoppeld blijft aan wetenschap en techniek zal elk nieuw artefact ons leven op een bepaalde manier verbeteren en comfortabeler maken. En comfort blijft uiteraard ons hoofdstreven in dit leven. Maar toch?
Zoals gezegd, wat dit betreft kan ik nogal eens vervallen in nogal sceptische analyses met betrekking tot techniek – waarin natuurlijk dan ook meespeelt dat ik er nou eenmaal de ballen van snap. Maar laat ik even onze communicatietechnologieën als e-mail en de mobiele telefoon – er zijn tegenwoordig meer mobiele telefoons in Nederland dan ons land inwoners telt trouwens – als voorbeeld nemen. Een verrijking voor ieders leven, je bent nu namelijk overal bereikbaar en dat is handig. Tuurlijk. Afgezien van het zich onder de nieuwe generatie duidelijk manifesterende onvermogen om afspraken te maken en na te komen – je kunt elkaar immers altijd effe snel bellen – las ik van de week een artikel in de krant over een nieuw fenomeen genaamd digitale stress. Dat is de stress die ontstaat wanneer je vanuit je werk overstelpt wordt met e-mailverkeer en je altijd en overal bereikbaar bent via je mobiele telefoon. Het moderne informatiebombardement dat dagelijks op de gemiddelde mens wordt afgevuurd zeg maar. Okee dan, je kunt je computer ook gewoon uitzetten en je telefoon thuislaten als je naar de kroeg gaat. Maar uit een hiermee samenhangend onderzoek blijkt dat men dat dus weer niet vindt kunnen: het feit dat de mogelijkheid tot bereikbaarheid bestaat impliceert dus kennelijk ook dat je dan ook daadwerkelijk overal en altijd bereikbaar moet zijn. Et voilá: we hebben er een nieuwe welvaartsziekte bij.
‘We worden gevormd door onze technologieën,’ schreef Marshall McLuhan ooit: ‘Een technische verandering wijzigt niet alleen onze leefgewoonten, maar ook de denkpatronen en waardestelsels.’ Als we ons deze niet te betwisten waarheid realiseren is onze extreme fascinatie met technische verbetering misschien ineens een stuk logischer. Of een stuk minder logisch, ligt eraan hoe je het bekijkt. Begrijp me niet verkeerd, ook ik ben blij dat ik kan zwelgen in het comfort en de veiligheid die de moderne wetenschap ons heeft gegeven, maar ik weiger gedehumaniseerd te worden door diezelfde technologieën om mij heen. Ik prefereer het hebben van een vrije geest boven het als een slaaf onderworpen worden aan het nieuwe techniekfascisme. Ik prefereer dan ook nog steeds de chaotische maar in ieder geval in de daadwerkelijke realiteit gegronde wereld van mijn studentenkamertje boven een digitale maar onwerkelijke brave new world.
De hel is losgebroken hier op mijn rustige Maastrichtse studentenkamertje. Ik moet namelijk een nieuwe computer aanschaffen. Uit mijn huidige PC-tje komt nog net geen rook en hij valt nog net niet uit elkaar. Met het oog op een te schrijven scriptie lijkt het dus van redelijk belang om te zorgen voor adequate vervanging. Makkelijk zat zou je zo zeggen.
Nou niet dus. Ik als computeranalfabeet en iemand die op zijn zachts gezegd redelijk sceptisch staat tegenover de verregaande technologisering van het menselijk samenleven wordt opeens geconfronteerd met 4X USB 2.0 aansluitingen, 9-in-1 kaartlezers en processors met HT Technologie die mijn Qmotion het hart van mijn digitale wereld kunnen maken. Juist ja. Afgezien van het feit dat ik nu dus het grootste deel van mijn tijd loeivervelende verkooppraatjes van enthousiaste computeradepten moet aanhoren vraag ik me af wat de toegevoegde waarde is van het feit dat ik tegenwoordig op de bank kan zitten en via mijn televisie foto’s kan kijken die dan staan op een PC, waarop mijn 15 jarige neefje tegelijkertijd een online-strategygame zit te spelen met iemand die zich effectief twee deuren verder bevindt. Ik zie het voordeel niet echt moet ik zeggen. Wij speelden vroeger gewoon soldaatje in het bos met zelfgemaakte wapens en vooral onze eigen fantasie. Zijn dit daadwerkelijk de technologische innovaties die ons als menselijk ras verder brengen, ons leren hoe we beter met elkaar kunnen omgaan en de samenleving ‘an sich’ verbeteren? Als we alle reclamefolders en digitale enthousiastelingen mogen geloven wel natuurlijk. Zolang ons absolute geloof in innovatie gekoppeld blijft aan wetenschap en techniek zal elk nieuw artefact ons leven op een bepaalde manier verbeteren en comfortabeler maken. En comfort blijft uiteraard ons hoofdstreven in dit leven. Maar toch?
Zoals gezegd, wat dit betreft kan ik nogal eens vervallen in nogal sceptische analyses met betrekking tot techniek – waarin natuurlijk dan ook meespeelt dat ik er nou eenmaal de ballen van snap. Maar laat ik even onze communicatietechnologieën als e-mail en de mobiele telefoon – er zijn tegenwoordig meer mobiele telefoons in Nederland dan ons land inwoners telt trouwens – als voorbeeld nemen. Een verrijking voor ieders leven, je bent nu namelijk overal bereikbaar en dat is handig. Tuurlijk. Afgezien van het zich onder de nieuwe generatie duidelijk manifesterende onvermogen om afspraken te maken en na te komen – je kunt elkaar immers altijd effe snel bellen – las ik van de week een artikel in de krant over een nieuw fenomeen genaamd digitale stress. Dat is de stress die ontstaat wanneer je vanuit je werk overstelpt wordt met e-mailverkeer en je altijd en overal bereikbaar bent via je mobiele telefoon. Het moderne informatiebombardement dat dagelijks op de gemiddelde mens wordt afgevuurd zeg maar. Okee dan, je kunt je computer ook gewoon uitzetten en je telefoon thuislaten als je naar de kroeg gaat. Maar uit een hiermee samenhangend onderzoek blijkt dat men dat dus weer niet vindt kunnen: het feit dat de mogelijkheid tot bereikbaarheid bestaat impliceert dus kennelijk ook dat je dan ook daadwerkelijk overal en altijd bereikbaar moet zijn. Et voilá: we hebben er een nieuwe welvaartsziekte bij.
‘We worden gevormd door onze technologieën,’ schreef Marshall McLuhan ooit: ‘Een technische verandering wijzigt niet alleen onze leefgewoonten, maar ook de denkpatronen en waardestelsels.’ Als we ons deze niet te betwisten waarheid realiseren is onze extreme fascinatie met technische verbetering misschien ineens een stuk logischer. Of een stuk minder logisch, ligt eraan hoe je het bekijkt. Begrijp me niet verkeerd, ook ik ben blij dat ik kan zwelgen in het comfort en de veiligheid die de moderne wetenschap ons heeft gegeven, maar ik weiger gedehumaniseerd te worden door diezelfde technologieën om mij heen. Ik prefereer het hebben van een vrije geest boven het als een slaaf onderworpen worden aan het nieuwe techniekfascisme. Ik prefereer dan ook nog steeds de chaotische maar in ieder geval in de daadwerkelijke realiteit gegronde wereld van mijn studentenkamertje boven een digitale maar onwerkelijke brave new world.
De Mus
oktober 2005
‘Geef het volk Brood en Spelen.’ Zelfs de Romeinen waren zich al van deze moeilijk te betwisten waarheid bewust. Brood komt tegenwoordig tot ons via gestandaardiseerde productieprocessen en supermarkten alwaar oneindige rijen exotische productvarianten ons aangapen, wachtend om gekocht en geconsumeerd te worden. Spelen worden heden ten dage voor ons gerealiseerd door grote multimediaconcerns als Endemol. Volkse huiskamerspelen als domino worden verheven tot nationale happenings via mediale spektakelstukken als Domino D-Day. Prachtig en hoogstaand entertainment, onze geesten in een collectief en extatisch gevoel van verwondering stortend: dit zijn de exponenten van onze technologische cultuur waar we ons avond na avond aan mogen vergapen.
Totdat een eenvoudige mus dit tot in de puntjes georchestreerde spektakel dreigde te verstoren. Alles voor de Spelen: exit mus. Deze op het eerste gezicht onschuldige en zelfs redelijk logische actie van de organisatie bleek echter onverwacht vervelende consequenties te hebben. De dierenbescherming sprong op de barricades voor dit volgens de Flora en Faunawet bedreigde vogeltje. Deze wereldschokkende aantasting van de integriteit van het dierlijke leven beheerste dagenlang het nieuws. Nederland in rep en roer (de sarcastische ondertoon in deze zin wil overigens niet impliceren dat ik voorstander ben van het op grote schaal executeren van deze Hitchcockiaanse bedreiging voor onze spektakelmaatschappij. Mussen zijn tenslotte vogels, geen terroristen). Radio-icoon Ruud de Wild riep zelfs op om Domino D-Day op grote schaal te saboteren. Eindelijk de burgerlijke ongehoorzaamheid die misschien wel eens nodig zou zijn om onze door angst en paranoia lamgeslagen samenleving wakker te schudden?
Even kreeg ik weer hoop. Heel even maar. Want dat deze nieuwe burgerlijke ongehoorzaamheid echter een nogal arbitrair gegeven is, was al snel af te lezen uit het grotendeels uitblijven van maatschappelijke reactie op een ander nieuwsfeit van iets eerder, dat in mijn ogen toch fundamenteler is dan het bloeddorstig elimineren van een mus. Ik doel hier op het in de woestijn dumpen van mensen die met gevaar voor eigen leven ons welvarende Fort Europa probeerden binnen te komen. Afrikaanse migranten die via de Spaanse enclave Gibraltar de vlucht naar een (hopelijk) beter leven waagden. En daarin faalden. Om vervolgens door de autoriteiten een slordige tweehonderd kilometer verwijderd van de bewoonde wereld zonder noemenswaardige water of voedselvoorraden in de Afrikaanse woestijn gedumpt te worden. Ik weet niet wat erger steekt, het feit dat dit anno 2005 daadwerkelijk gebeurt, of het feit dat het de bevolking van onze beschaafde wereld niet uitmaakt dat het gebeurt. Zij waren rond die tijd namelijk gepreoccupeerd met het vreselijke lot dat de eerdergenoemde mus beschoren was.
Life is all about priorities, weet u wel. Als we migranten nu in de toekomst als ‘bedreigde vogelsoort’ gaan categoriseren in plaats van als ‘potentieel bedreigend element voor onze beschaafde samenleving’, misschien dat zij dan kunnen rekenen op wat meer sympathie.
‘Geef het volk Brood en Spelen.’ Zelfs de Romeinen waren zich al van deze moeilijk te betwisten waarheid bewust. Brood komt tegenwoordig tot ons via gestandaardiseerde productieprocessen en supermarkten alwaar oneindige rijen exotische productvarianten ons aangapen, wachtend om gekocht en geconsumeerd te worden. Spelen worden heden ten dage voor ons gerealiseerd door grote multimediaconcerns als Endemol. Volkse huiskamerspelen als domino worden verheven tot nationale happenings via mediale spektakelstukken als Domino D-Day. Prachtig en hoogstaand entertainment, onze geesten in een collectief en extatisch gevoel van verwondering stortend: dit zijn de exponenten van onze technologische cultuur waar we ons avond na avond aan mogen vergapen.
Totdat een eenvoudige mus dit tot in de puntjes georchestreerde spektakel dreigde te verstoren. Alles voor de Spelen: exit mus. Deze op het eerste gezicht onschuldige en zelfs redelijk logische actie van de organisatie bleek echter onverwacht vervelende consequenties te hebben. De dierenbescherming sprong op de barricades voor dit volgens de Flora en Faunawet bedreigde vogeltje. Deze wereldschokkende aantasting van de integriteit van het dierlijke leven beheerste dagenlang het nieuws. Nederland in rep en roer (de sarcastische ondertoon in deze zin wil overigens niet impliceren dat ik voorstander ben van het op grote schaal executeren van deze Hitchcockiaanse bedreiging voor onze spektakelmaatschappij. Mussen zijn tenslotte vogels, geen terroristen). Radio-icoon Ruud de Wild riep zelfs op om Domino D-Day op grote schaal te saboteren. Eindelijk de burgerlijke ongehoorzaamheid die misschien wel eens nodig zou zijn om onze door angst en paranoia lamgeslagen samenleving wakker te schudden?
Even kreeg ik weer hoop. Heel even maar. Want dat deze nieuwe burgerlijke ongehoorzaamheid echter een nogal arbitrair gegeven is, was al snel af te lezen uit het grotendeels uitblijven van maatschappelijke reactie op een ander nieuwsfeit van iets eerder, dat in mijn ogen toch fundamenteler is dan het bloeddorstig elimineren van een mus. Ik doel hier op het in de woestijn dumpen van mensen die met gevaar voor eigen leven ons welvarende Fort Europa probeerden binnen te komen. Afrikaanse migranten die via de Spaanse enclave Gibraltar de vlucht naar een (hopelijk) beter leven waagden. En daarin faalden. Om vervolgens door de autoriteiten een slordige tweehonderd kilometer verwijderd van de bewoonde wereld zonder noemenswaardige water of voedselvoorraden in de Afrikaanse woestijn gedumpt te worden. Ik weet niet wat erger steekt, het feit dat dit anno 2005 daadwerkelijk gebeurt, of het feit dat het de bevolking van onze beschaafde wereld niet uitmaakt dat het gebeurt. Zij waren rond die tijd namelijk gepreoccupeerd met het vreselijke lot dat de eerdergenoemde mus beschoren was.
Life is all about priorities, weet u wel. Als we migranten nu in de toekomst als ‘bedreigde vogelsoort’ gaan categoriseren in plaats van als ‘potentieel bedreigend element voor onze beschaafde samenleving’, misschien dat zij dan kunnen rekenen op wat meer sympathie.
Het beloofde land
oktober 2005
Dit is het land van tolerantie. Het land van multiculti en de door onze leider des vaderlands Jan-Peter Balkenende zo geprezen open samenleving. Het land waar softdrugs getolereerd worden en waar ook homo’s openlijk van elkaar mogen houden. Het land waarbinnen zoveel culturen naast en met elkaar leven. Misschien wel het land dat door die bonte veelheid aan gebroederlijk samen levende culturen het open en tolerante land is geworden dat het heden ten dage is. Of beweert te zijn. Want de tijden zijn veranderd, en niet zomaar iedereen is nog welkom.
De terroristen zijn namelijk onder ons en zodoende dienen wij extra waakzaam te zijn. IJzeren Rita waakt erover dat onze open samenleving niet te open wordt, en dat ongewenste en bedreigende elementen op humane doch efficiënte wijze worden verwijderd. Wij kunnen als volbloed Nederlanders namelijk aanspraak maken op dit land – omdat wij toevallig het geluk hadden om hier geboren te worden, en niet in verafgelegen oorden als Afghanistan, Georgië of Turkije. Wij hebben hier een gelukkig en welvarend leven, en zij daar niet. Dat is ons geluk en hun pech. Want in een globale vrije samenleving is iedereen toch verantwoordelijk voor zijn of haar eigen leven? Zodoende streven wij voornamelijk naar het maximaliseren van ons eigen geluk en onze menselijkheid. Invulling hiervan wordt ons verstrekt via de geijkte kanalen zodat we hier niet eens zelf over hoeven nadenken. Comfort ten top. Xbox360 als metafoor voor geluk en giro 555 als summum van menselijkheid. Zoiets.
Maar dit is ook het land dat zich in de avonduren achter gesloten gordijnen vergaapt aan creality spektakels als Big Brother en Idols. Het land waar op televisie dromen worden verwoest door de venijnige commentaren van Henk Jan en Jerney. Dit is het land waar jonge meisjes zich laten opensnijden voor het alziend oog van de camera in hun drang om perfect te worden. Dit is ook het land waar kritische spandoeken niet meer mogen en waar linkse activisten op straat geliquideerd worden.
En toch wilden elf vreemdelingen uit landen als Afghanistan, Georgië of Turkije hier maar al te graag blijven. Hier, in het beloofde land waar in de nacht van 27 oktober de celdeuren van een cellencomplex op Schiphol-Oost – oh nee. Mijn welgemeende excuses: uitzetcentrum – dicht bleven. Het land waar IJzeren Rita nog steeds volhoudt dat er correct gehandeld is. Zeker Rita, alles gaat prima hier. Kijk maar naar het raam van je werkkamer aan de Haagse Schedeldoekshaven.*
* Op het moment van schrijven was de berichtgeving dat het hier ging om een ‘aanslag’ op het leven van de minister. Dat dit achteraf niet zo zeker bleek te zijn is wederom een verontrustend kenmerk van onze paranoïde paniekma
Dit is het land van tolerantie. Het land van multiculti en de door onze leider des vaderlands Jan-Peter Balkenende zo geprezen open samenleving. Het land waar softdrugs getolereerd worden en waar ook homo’s openlijk van elkaar mogen houden. Het land waarbinnen zoveel culturen naast en met elkaar leven. Misschien wel het land dat door die bonte veelheid aan gebroederlijk samen levende culturen het open en tolerante land is geworden dat het heden ten dage is. Of beweert te zijn. Want de tijden zijn veranderd, en niet zomaar iedereen is nog welkom.
De terroristen zijn namelijk onder ons en zodoende dienen wij extra waakzaam te zijn. IJzeren Rita waakt erover dat onze open samenleving niet te open wordt, en dat ongewenste en bedreigende elementen op humane doch efficiënte wijze worden verwijderd. Wij kunnen als volbloed Nederlanders namelijk aanspraak maken op dit land – omdat wij toevallig het geluk hadden om hier geboren te worden, en niet in verafgelegen oorden als Afghanistan, Georgië of Turkije. Wij hebben hier een gelukkig en welvarend leven, en zij daar niet. Dat is ons geluk en hun pech. Want in een globale vrije samenleving is iedereen toch verantwoordelijk voor zijn of haar eigen leven? Zodoende streven wij voornamelijk naar het maximaliseren van ons eigen geluk en onze menselijkheid. Invulling hiervan wordt ons verstrekt via de geijkte kanalen zodat we hier niet eens zelf over hoeven nadenken. Comfort ten top. Xbox360 als metafoor voor geluk en giro 555 als summum van menselijkheid. Zoiets.
Maar dit is ook het land dat zich in de avonduren achter gesloten gordijnen vergaapt aan creality spektakels als Big Brother en Idols. Het land waar op televisie dromen worden verwoest door de venijnige commentaren van Henk Jan en Jerney. Dit is het land waar jonge meisjes zich laten opensnijden voor het alziend oog van de camera in hun drang om perfect te worden. Dit is ook het land waar kritische spandoeken niet meer mogen en waar linkse activisten op straat geliquideerd worden.
En toch wilden elf vreemdelingen uit landen als Afghanistan, Georgië of Turkije hier maar al te graag blijven. Hier, in het beloofde land waar in de nacht van 27 oktober de celdeuren van een cellencomplex op Schiphol-Oost – oh nee. Mijn welgemeende excuses: uitzetcentrum – dicht bleven. Het land waar IJzeren Rita nog steeds volhoudt dat er correct gehandeld is. Zeker Rita, alles gaat prima hier. Kijk maar naar het raam van je werkkamer aan de Haagse Schedeldoekshaven.*
* Op het moment van schrijven was de berichtgeving dat het hier ging om een ‘aanslag’ op het leven van de minister. Dat dit achteraf niet zo zeker bleek te zijn is wederom een verontrustend kenmerk van onze paranoïde paniekma
Effe over punkrock.
september 2005
Ik zit in de tram. De allernieuwste ringtone, gebaseerd op het zoveelste R‘n B hitje dat ons door de strot geramd is, klinkt schel en overduidelijk. Het gesprek achter mij gaat over die schijnbaar nogal groot geschapen (of was het toch een sok?) Marokkaan die volgens Veronica ‘de lekkerste’ is, om vervolgens over te gaan in een bijzonder heldere analyse van het feit dat wijlen Pim toch wel gelijk had over ‘die buitenlanders.’ Ik kruip dieper in de behaaglijke warmte van mijn capuchontrui en staar mistroostig naar buiten, naar de statige symbolen van welvaart en vooruitgang die deze machtige moderne stad maken tot wat hij is. Naar een uit deze regenachtige ochtend opdoemend reclamebord dat mij vertelt dat ook ik een beroemdheid kan worden als ik maar hard genoeg wil en de juiste kleding draag (daarbij ironisch genoeg een kleiner bord dat aandacht vraagt voor de schrijnende situatie in de minder goed bedeelde regio’s van onze planeet met zijn grootsheid overschaduwend). Zucht.
Mijn aandacht wordt getrokken door vier vriendinnen die gezamenlijk doch pijnlijk van elkaar afgezonderd zitten te bellen of te sms’en of te kloten met hun nieuwe I-Pod (walkmans en tapes zijn uit). Een mooie metafoor voor onze globale massamaatschappij waarin eenieder kan doen en worden wat hij wil. Levend met elkaar maar volkomen langs elkaar heen. In een globale melting-pot geworpen waarbinnen alleen maar echt geleefd kan worden via technologische of mediale interventie. Zelfmaakbaarheid als ideaal, als maar niemand daadwerkelijk iets zelf maakt. Zijn we met zijn allen overgeleverd aan de alomtegenwoordige MTV indoctrinatie van onze McWorld? Sombere gedachtekronkels op een druilerige herfstdag.
Thuisgekomen besluit ik maar om een van mijn dierbare Sick Of It All of Bad Religion of Rise Against of whatever cd’s de cd-lade in te flikkeren. Ik wordt gebeld: of nou alles in kannen en kruiken is voor de show zaterdag? Jup, wordt cool. En ik realiseer me opeens weer dat die show tot stand is gekomen zonder enige tussenkomst van die gekunstelde buitenwereld. Hier worden daadwerkelijk dingen geschapen, gecreëerd. Gelijkgestemde geesten zullen elkaar altijd vinden, zei een wijs man ooit. Ik denk aan het gevoel dat zich van mij meester maakt als ik weer eens een zaterdagavond verdoe in een of ander duister jeugdhol, met een bier in mijn poten, op of voor het podium. Dit is ons thuis. Dit is onze wereld. Dit is waar wij in geloven. Dit is waar wij voor staan. En dat laten we verdomme niemand van ons afpakken.
Ik zit in de tram. De allernieuwste ringtone, gebaseerd op het zoveelste R‘n B hitje dat ons door de strot geramd is, klinkt schel en overduidelijk. Het gesprek achter mij gaat over die schijnbaar nogal groot geschapen (of was het toch een sok?) Marokkaan die volgens Veronica ‘de lekkerste’ is, om vervolgens over te gaan in een bijzonder heldere analyse van het feit dat wijlen Pim toch wel gelijk had over ‘die buitenlanders.’ Ik kruip dieper in de behaaglijke warmte van mijn capuchontrui en staar mistroostig naar buiten, naar de statige symbolen van welvaart en vooruitgang die deze machtige moderne stad maken tot wat hij is. Naar een uit deze regenachtige ochtend opdoemend reclamebord dat mij vertelt dat ook ik een beroemdheid kan worden als ik maar hard genoeg wil en de juiste kleding draag (daarbij ironisch genoeg een kleiner bord dat aandacht vraagt voor de schrijnende situatie in de minder goed bedeelde regio’s van onze planeet met zijn grootsheid overschaduwend). Zucht.
Mijn aandacht wordt getrokken door vier vriendinnen die gezamenlijk doch pijnlijk van elkaar afgezonderd zitten te bellen of te sms’en of te kloten met hun nieuwe I-Pod (walkmans en tapes zijn uit). Een mooie metafoor voor onze globale massamaatschappij waarin eenieder kan doen en worden wat hij wil. Levend met elkaar maar volkomen langs elkaar heen. In een globale melting-pot geworpen waarbinnen alleen maar echt geleefd kan worden via technologische of mediale interventie. Zelfmaakbaarheid als ideaal, als maar niemand daadwerkelijk iets zelf maakt. Zijn we met zijn allen overgeleverd aan de alomtegenwoordige MTV indoctrinatie van onze McWorld? Sombere gedachtekronkels op een druilerige herfstdag.
Thuisgekomen besluit ik maar om een van mijn dierbare Sick Of It All of Bad Religion of Rise Against of whatever cd’s de cd-lade in te flikkeren. Ik wordt gebeld: of nou alles in kannen en kruiken is voor de show zaterdag? Jup, wordt cool. En ik realiseer me opeens weer dat die show tot stand is gekomen zonder enige tussenkomst van die gekunstelde buitenwereld. Hier worden daadwerkelijk dingen geschapen, gecreëerd. Gelijkgestemde geesten zullen elkaar altijd vinden, zei een wijs man ooit. Ik denk aan het gevoel dat zich van mij meester maakt als ik weer eens een zaterdagavond verdoe in een of ander duister jeugdhol, met een bier in mijn poten, op of voor het podium. Dit is ons thuis. Dit is onze wereld. Dit is waar wij in geloven. Dit is waar wij voor staan. En dat laten we verdomme niemand van ons afpakken.
Abonneren op:
Posts (Atom)