woensdag 12 december 2012

Alledaags boos

Ik had net mijn moeder aan de telefoon voor een volkomen alledaags gesprek. Over hoe het gaat en over of groenten kopen op de markt echt zoveel beter, maar in ieder geval gezelliger, is dan het geautomatiseerde aankoopproces in de supermarkt. Ik vertelde haar dat ik af en toe in zak en as zit als ik weer eens een goed idee voor een artikel niet verkocht krijg aan opdrachtgevers, omdat er niet genoeg budget is om freelance journalisten te betalen. Of zoiets. Over het feit dat ik van de week volledig verstijfd op de bank zat na te denken over of ik (en waarschijnlijk velen met mij) eigenlijk freelancers zijn die onze grote droom nastreven (in mijn geval het schrijven van goed journalistiek werk dat er werkelijk toe doet), of dat we eigenlijk lijden aan een verborgen vorm van werkloosheid die bedekt wordt met een hele dikke deken van bijna cynisch opportunisme.

Mijn moeder stelde me gerust. Maar mijn moeder werkt in de thuiszorg en ze maakt zich zelf zorgen. Al lacht ze daar vaak overheen. De kans bestaat dat ze volgend jaar geen baan meer heeft, want ook op de thuiszorg moet bezuinigd worden. Want iemand moet de crisis betalen. En die iemand, dat zijn wij allemaal. En dan? Dan verwacht iedereen dat ze nog tien jaar doorwerkt. Want de banen liggen immers voor het oprapen anno 2012. Laat me niet lachen.

Andere mensen die ik ken willen zielsgraag weg bij een werkgever die ze volledig opslokt. Maar het is wel een vast contract en voor hetzelfde geld word je vervolgens afgescheept met een onzeker flexcontract net boven het minimumloon. Weer andere mensen schrijven nu een scriptie in de wetenschap dat een baan na het afstuderen op zijn zachts gezegd nogal onwaarschijnlijk is. Hoogst motiverend. Een studieschuld daarentegen is wel een zekerheid. Ik ken heel veel mensen die heel slim zijn maar met niet veel meer bezig zijn dan overleven (en dan bedoel ik natuurlijk niet overleven in de meest letterlijke zin des woords). Mensen die opboksen tegen stijgende zorgkosten, doorrollende inflatie en stijgende btw-tarieven terwijl ze ieder moment op straat gezet kunnen worden door een manager die woorden als ‘efficiëntie’, ‘concurrentiepositie’ en ‘ processtroomlijning’ tot woorden heeft gemaakt die deel uitmaken van zijn dagelijks vocabulaire (waar ik op mijn beurt dan weer een beetje om moet lachen. 'Vriendschap' of 'gezellig' lijken namelijk dan weer geen deel van uit te maken van zijn jargon).

Ik, persoonlijk, red het wel denk ik. Ik heb genoeg delen van de wereld gezien waar mensen écht moeten vechten om te overleven. En dus sta ik de volgende keer als er ergens iets interessants gebeurt weer met mijn blocnootje en mijn pen met mijn poten in de drek te noteren wat de aanwezigen te zeggen hebben over het gebeurde. Met heel veel plezier zelfs. Maar af en toe verdwijnt ook mijn moed richting afgetrapte gympen. Ik heb genoeg mensen meegemaakt voor wie drank- of drugsverslaving (of nog erger) in elk geval te overwegen vormen van escapisme waren. Of mensen die maar blijven doorrollen en doorwerken in de hoop dat er ooit betere dagen vanachter de horizon vandaan opdoemen. Mensen die plezier hebben met kiespijn en voor wie vraagtekens eerder regel dan uitzondering zijn. Ik kijk het nieuws en zie dat Europa ons uit de crisis zal moeten gaan redden. Ik hoor woorden als begrotingsdiscipline en lees in de krant dat een beter investeringsklimaat meer werkgelegenheid moet gaan creëren. Ik hoor al jaren op de radio dat na het zuur het zoet komt.

Ik vraag me af of dat zoet nog op tijd gaat zijn, om iedereen die en alles dat inmiddels onherstelbaar beschadigd is door al dat zuur, nog te redden. Maar wat ik me nog het meeste afvraag is het volgende: waarom zijn we nog niet met zijn allen godvergeten boos om wat er om ons heen plaatsvindt?

dinsdag 25 september 2012

Rellen!

Er is wat af gereld de afgelopen dagen.

Maar terwijl Nederland zwelgt in een miserabele staat van in zichzelf gekeerd vingerwijzen over waarom de vaderlandse jeugd het nodig vond een Gronings dorpje binnen één enkele vrijdagavond in een grote puinzooi te veranderen, gebeurt er in Spanje wel echt iets. Duizenden boze burgers omsingelen het congres uit onvrede met het Spaanse beleid. De ME weet niet precies wat ze ermee aan moeten en de rechtse regering noemt het een poging tot een staatsgreep. Best heftig allemaal. De Spanjaarden hebben temidden van zich steeds verder opstapelende problemen kennelijk ook even met een half oog naar de Grieken gekeken. Want daar gaat het ook niet helemaal van een leien dakje allemaal. In Portugal begint het leger (jawel. Het leger) zich zelfs tegen de regering te verzetten. Het rommelt in het zuiden.

Ik ben geen econoom. Dus ik weet ook niet helemaal precies hoe we de huidige crisis het beste zouden kunnen aanpakken. Maar dat er dingen niet helemaal goed gaan is onderhand wel duidelijk. De banken zijn min of meer gered. De landen zitten met flinke begrotingstekorten en moeten bezuinigen terwijl de werkloosheid toeneemt en de bonussen gewoon weer stijgen. Politici zitten met de handen in het haar en proberen dat te verbloemen door in televisiedebatten in one-liners van maximaal veertig seconden de onkunde van de tegenstander aan te tonen. Dat is dan weer niet goed voor je democratie. En in tijden waarin de economie al voor genoeg problemen zorgt is een tanend geloof in de democratie al helemaal niet gunstig. Dat mensen vervolgens uit onvrede massaal op een plein gaan staan en desnoods een parlement omsingelen hier en daar vind ik dan ook helemaal niet zo raar. Of het enig effect gaat sorteren is vooralsnog niet bekend. Maar het is op zijn minst een signaal.

Goed, ik maak me dus zo nu en dan wel eens zorgen over de toekomst. Nu heb ik helaas de waarheid ook niet in pacht dus ik doe evenzogoed als de rest van Europa aan duchtig koffiedikkijken. Dat er wat broeit in Europa wordt echter steeds duidelijker. Het is namelijk best lang geleden dat we in het welvarende westen van Europa echte massaprotesten mee mochten maken. Dus dat belooft wat.

---

Ik was vrijdag in de aula van de Lutherse Kerk in Amsterdam waar de Britse politiek filosoof een lezing gaf. Over politiek, over Europa, over de wereld. Op bijzonder erudiete wijze zette de oude meester uiteen dat het al decennia lang vrij vredige Europa zichzelf niet gevrijwaard moet wanen van toenemende sociale spanningen en conflicten in de toekomst. Zeker als crisis op crisis volgt, land na land in de financiële problemen komt en bezuiniging op bezuiniging gestapeld wordt alleen om het bestaande systeem te redden van de ondergang. Een systeem niet buiten zichzelf schijnt te kunnen reflecteren en ondanks toenemende problemen op het gehele continent stug en arrogant blijft over zijn eigen onvermijdelijkheid. Als de zaken na een tijdje dan nog steeds maar zo'n beetje voort sudderen lok je wel protesten uit ja.

Behalve in Nederland. Want in Nederland zijn mensen alleen nog maar hun huiskamers uit te lokken als er een feestje gaande is. Ook al is dat in een nietsvermoedend en onvoorbereid dorpje en ten koste van anderen. Daarna volgt automatisch de schuldvraag. Dan begint het grote nationale navelstaren en vingerwijzen weer. Naar de oude media of de social media. Naar de jeugd van tegenwoordig en naar Facebook. We wijzen naar de bondscoach of de internationals omdat we het EK niet gewonnen hebben. Naar ongewassen krakers of graaiende bankiers want die moeten of een baan gaan zoeken of zijn alles schuld. Naar luie Grieken, gevaarlijke moslims, de baas die een lul is of de automaatkoffie die niet te hachelen is.

Ik hou me nog steeds liever bezig met koffiedikkijken dan met navelstaren geloof ik.

donderdag 6 september 2012

Duisternis in een dal.

Het is een donkere nacht. Nee echt, heel erg donker. Donkerder dan het donkerste zwart donker is. Eén keer eerder zag zo’n donkere nacht. Toen rookte ik een sigaret aan de oever van de Niger op een warme avond in voormalig Frans Afrika. Toen zag ik verre kampvuurtjes oplaaien in de tropennacht. Het was toen vredig in dat land. Tegenwoordig heeft een militaire coup het nagenoeg in een burgeroorlog gestort. Het kan verkeren in de wereld.

Anno nu sta ik dik ingepakt in een berglandschap anderhalf uur rijden buiten de Mongoolse hoofdstad Ulaanbaator. Ik klem mijn verkleumde handen om een glas wodka en knijp mijn ogen halfdicht. Ik zie sterren die ik nog nooit eerder zag. De hemel kijkt op me neer en de donkere silhouetten van de bergen om me heen verraden een lang vergeten grootsheid. In de verte, in het dal, tuft één enkele auto voort. Een eenzame reiziger in de duisternis. Er bestaan geen afleidingen hier. De auto hobbelt door en een hond blaft. Kennelijk hoort of ruikt hij iets in de ingehouden ademende oerbossen achter me. Ik druk mijn peuk uit in de sneeuw en schuifel terug de berghelling op. Naar mijn tent waar het vuur behaaglijk knettert. Vuur ja. Geen verwarming. Ik heb daadwerkelijk mijn scoutingskills weer moeten opgraven om van blokken hout, krantenpapier en een zak kolen een intens verwarmend inferno te kunnen creëren. Ik wrijf in mijn handen en sla een boek open. Ik hoor niks. Het is even stil als het donker is.

Het was een vermoeiende dag, zeg ik tegen mezelf terwijl het geknetter van mijn zelfgefabriceerde kampvuurtje me in slaap sust. De hond slaat aan. Een beest huilt, ver in het bos. Misschien een wolf. Hier heeft de mens nog niet gewonnen. Hier zijn de sterren nog niet vervuld van toorn. Ik stond eerder die dag op een bergtop. Er lag sneeuw en de wind was guur. Een sluimerend oermensgevoel kwam boven. Een lang verloren gevoel van victorie dat jaren van grijze kantoormuren en monotoon flakkerende computerschermen vakkundig de kop in hebben weten te drukken.

Dit soort kampementen van traditioneel uitziende nomadententen wordt door Mongoolse stadsjongeren vaak gebruikt om een weekend keihard te zuipen. En hard zuipen, dat kunnen ze. Dat is genetisch ingebakken door het eeuwenlang rondtrekken over woeste steppen. Maar wodka tegen de kou is veranderd in wodka tegen de ellende. De hoofdstad herbergt inmiddels de helft van de totale bevolking van dit gigantische land. Maar veel plattelandsherders in de stad zonder dat er genoeg werk is betekent ellende. En armoede. En gigantische megastores. En dikke auto´s en karaokebars. En alcoholisme. Vechtpartijen. Zwerfhonden. En meer karaoke. Die karaoke is wel het ergste denk ik.

De moderniteit roept. Enorme reclameborden beloven gouden bergen. Slechte Koreaanse televisie druipt uit alle gaten en kieren. Goedkope namaak van westerse producten is te koop op straathoeken en in rommelige boetieks. De grondstoffenhandel gaat Mongolië een prachtige toekomst brengen, schreeuwt het reclamebord me toe. Het staat scheef in een hoopje half gesmolten sneeuw aan de rand van een binnenstedelijk getto. Voor de met een fles wodka in zijn hand in slaap gevallen nomade hoop ik echt dat het bord gelijk heeft. Hij hangt op een straathoek van een niet geasfalteerd steegje dat stinkt naar pis en brandende kolen en een modern uitziende boulevard waar verkeersregels niet lijken te gelden. Niemand weet wat er gaat gebeuren als die grondstoffen op zijn.

Dit is een stad vol herders. En de stad is er niet klaar voor. Maar iedereen wil graag een graantje meepikken van het leven dat de moderniteit belooft. Niemand kan nog ontsnappen. En niemand wil dat ook nog. Een Mongoolse jongen vertelt me dat hij best wel bang is dat de toekomst van zijn land wel eens op die van pakweg Nigeria zou kunnen gaan lijken. Een grondstoffenhel. Afgelegen, leeggeschept en vergeten. Maar dan kouder.

Toch gaat iedereen naar de stad. Het eeuwenoude nomadenleven definitief vaarwel zeggend. De kroegen van Peace Avenue zien er aantrekkelijk uit en de bouwprojecten in Ulaanbaator zijn legio. De roep van de moderniteit schalt over de uitgestrekte steppen en de nomaden luisteren. En ik kan ze geeneens ongelijk geven, denk ik als ik bibberend in mijn tent wakker wordt. Het vuur is uitgegaan. Centrale verwarming is een zegen.

vrijdag 13 juli 2012

Een nieuwe visie op voedsel?

Het is een zonnige middag in het oosten van Den Bosch. Een groep activisten bezette hier afgelopen week een braakliggend stuk grond. Het tot kniehoogte reikende onkruid is eigenhandig gekortwiekt. Vervolgens is er een aantal legertenten en kraampjes neergepoot. Welkom in het Landbouwactiekamp van de Amsterdamse stichting ASEED en de Bossche Transfarmers. Hier ging het van 5 tot 10 juli over maar één onderwerp, dat even belangrijk als onderbelicht is: de manier waarop ons eten geproduceerd wordt.

Door Hans Wetzels

Zonnepanelen zorgen voor elektriciteit en een stuk of veertig tentjes vormen voor een lang weekend een gezellige camping. Officieel is het kampement illegaal. Maar zolang er geen overlast veroorzaakt wordt, gedoogt de gemeente het initiatief. De wijkagent is een kijkje komen nemen en heeft alles oké bevonden. Flip Vonk is een van de organisatoren en legt uit wat precies de bedoeling is van het actiekamp: ‘Onze voedselvoorziening is veel te afhankelijk van externe factoren als fossiele brandstoffen en grootschalige import. We zitten in crisistijd. Als er wat gebeurt weet niemand meer hoe hij zelf zijn voedsel moet verbouwen. Het wordt hoog tijd dat mensen weer zelf zeggenschap krijgen over wat ze eten. Wij willen met dit Landbouwactiekamp door middel van workshops en presentaties de alternatieven laten zien.’

Ironisch genoeg ligt het kamp pal naast de lokale Albert Heijn. De activisten hopen de langstrekkende supermarktbezoekers te interesseren voor hun duurzaamheidsagenda. De Nederlandse consument interesseert zich veel te weinig voor zijn voedsel en waar dat vandaan komt, vindt Vonk. De productie wordt overgelaten aan grote, industriële landbouwbedrijven en consumenten hebben geen weet van de desastreuze gevolgen die voedselproductie kan hebben: ‘Het grootste probleem is de afstand die geschapen is tussen de productie en de consumptie van ons eten.’

Daarom zijn er hier vanmiddag allerlei organisaties bijeen om te praten over uiteenlopende onderwerpen als landbouwbeleid, genetische manipulatie en stadstuinieren. Er loopt een grote verscheidenheid aan mensen rond. Van dierenrechtenactivisten met dreadlocks tot biologische boeren en van kruidenkwekers tot aan mensen die simpelweg een moestuin bezitten en hopen hier nog wat nieuws op te steken. ‘Er zijn genoeg nuttige alternatieven voor industriële voedselproductie. Maar veel mensen zitten op hun eigen ecologische eilandje,’ zegt Vonk. ‘Doordat ons kamp heel praktisch van opzet is komen er mensen uit verschillende hoeken op af die allemaal iets van elkaar hopen te leren.’ Een geïnteresseerde huisvrouw snuffelt tussen potjes met kruiden. Zelf is ze nog niet actief bezig met het zelf kweken van voedsel, vertelt ze: ‘Maar dit is wel stukken leuker dan gewoon je groenten kopen in de supermarkt.’

Na het dagprogramma kan er in een witte partytent op het terrein een drankje genuttigd worden. Aan de bar staan geen krukken maar fietsen waarop klanten plaats kunnen nemen. Al trappend wordt zo de elektriciteit opgewekt om het bier te koelen. Twee borden laten zien hoeveel stroom er verbruikt en hoeveel er opgewekt wordt. Een jongen met een lange paardenstaart schiet in de lach: ‘Als je veel wil zuipen heb je natuurlijk wel de morele verplichting om harder te fietsen.’

Uit de jaarlijkse Monitor Duurzaam Voedsel, die vorige maand door het ministerie van Economische Zaken gepubliceerd werd, bleek dat de consumptieve bestedingen aan duurzaam voedsel met ruim dertig procent gestegen waren. Vooral supermarkten profiteerden hier met een omzetstijging van maar liefst 42,5 procent van. Organisaties als ASEED lijken het maatschappelijk tij mee te hebben. Maar toch gaat dit de activisten niet ver genoeg. Een supermarkt blijft een supermarkt en met voedselsoevereiniteit heeft Albert Heijn natuurlijk weinig te maken: ‘Een eco-keurmerk zegt vaak niet veel meer dan dat er geen chemicaliën zijn gebruikt tijdens het productieproces. Het kan nog steeds een ontzettend groot monocultuurbedrijf zijn met alle kwalijke gevolgen van dien.’

Sophie Gruiters werkt voor stichting Transfarmers. Om consumenten ertoe aan te zetten om weer zelf aan de slag te gaan met het kweken van voedsel, heeft Transfarmers een Groentekist samengesteld met allerlei soorten zaden, een gebruikshandleiding en een heuse zaaikalender. Volgens verschillende aanwezige activisten én boeren moet het hele globale productiesysteem van voedsel op de schop en moet een, in ieder geval gedeeltelijke, terugkeer naar lokale productie waar mogelijk gestimuleerd worden. De Groentekisten van Transfarmers kunnen hier volgens de organisatie een nuttige rol in spelen en zijn onderdeel van een bredere strategie om stadstuinieren te promoten. Maar Flip Vonk blijft realistisch: ‘We willen in geen geval de echte boeren buitenspel zetten. Boeren zijn nodig. Je kunt immers niet al je eten in de stad verbouwen.’

Een jonge vrouw met een hoofddoek bekijkt de Groentekisten van Transfarmers belangstellend. Gruiters legt zittend achter haar kraampje uit dat het hier om veel meer gaat dan om een klein project in de marge: ‘De Groentekisten worden mede gefinancierd door de Rabobank en de gemeente Den Bosch. We er hebben er sinds de lancering in maart stuk of vijfhonderd van verkocht, onder andere via de Intratuin hier in Den Bosch. Ik probeer de Groentekisten nu ook via woningcorporaties bij huurders terecht te laten komen.’

Maar ondanks de stijgende verkoopcijfers van duurzaam voedsel en de steun van grote maatschappelijke spelers als de Rabobank staat voedsel nog steeds niet hoog genoeg op de maatschappelijke agenda, zegt Vonk. Bij de supermarkt verderop is het een komen en gaan van klanten. En terwijl de activisten strijdbaar door discussiëren blijft een man met een blik bier in zijn handen bij de ingang van het kamp staan. Vol verbazing kijkt hij naar de kraampjes terwijl een aantal meisjes op een scooter zonder op of om te kijken langszoeft richting Albert Heijn. Vonk ziet het met lede ogen aan: ‘We zijn er gewend aan geraakt dat altijd alles in de supermarkt ligt. En dat is het probleem. Want over het algemeen vind ik dat mensen veel te weinig overhebben voor hun eten. Ze willen er niet teveel geld aan uitgeven, terwijl het zo ontzettend belangrijk is.’

(Eigenlijk schreef ik dit stuk voor nrc.next. Zonder publicatiegarantie. Helaas had de krant deze week andere prioriteiten. Vandaar dat ik dit nu op deze blog publiceer. Anders zou het een beetje zonde zijn geweest van mijn bijzonder aangename bezoek aan het Landbouwactiekamp vorige week.)

maandag 12 maart 2012

De vrijheid en het buigen.

Ik word er net op geattendeerd dat de FBI zogenaamde ‘sovereign citizens’ sinds september vorig jaar ook als terroristische dreiging beschouwt. De veiligheidsdiensten in het land dat een absoluut vrijheidsbeginsel meent te moeten uitdragen daar waar dat mogelijk is, ziet vrije burgers nu kennelijk dus als een bedreiging. Geniaal paradoxaal. Het is eigenlijk bijna poëzie.

Goed. Waar draait het precies om? Het probleem met ‘sovereign citizens’ is dus volgens de FBI dat ze kritisch zijn wat betreft de legitimiteit van de overheid. Ze opereren ‘zonder georganiseerd leiderschap’, en komen alleen samen in ‘loosely affiliated groups’ om te ‘trainen, elkaar te helpen met papierwerk, of om te socialisen en met elkaar te praten over ideologie’ (tekst één-op-één gejat en redelijk slecht vertaald van de FBI-website). Dus. Kritisch zijn over het functioneren van de overheid en daar vervolgens met anderen over spreken mag binnenkort ook niet meer. Ik vind dat vreemd in een samenleving die prat gaat op, jawel, vrijheid. Vrijheid die ik nu verder buiten zal gaan vieren. De zon schijnt namelijk. Hola!

----

De eerste echte lentedag van 2012 is aangebroken. De mensen gaan weer naar buiten, ik trek meteen mijn korte broek aan en geen mens herinnert zich meer dat Nederland nog maar een korte tijd geleden, weggedoken in sjaals en mutsen en andere vooralsnog niet verboden gezichtsbedekkende kledij, gebukt ging onder wat al snel de horrorwinter van 2012 werd genoemd.

Het is zondagmiddag en ik chill in een parkje. Een jongen met een zonnebril op zijn hoofd fietst luid zingend voorbij. Een tweetal bejaarden rost hun opgevoerde scootmobielen enthousiast de bocht om. Ik lees een rapport over ontwikkelingssamenwerking en kloot wat met een fotocamera. Want het werk houdt nooit op natuurlijk. Iets verderop trapt een jonge vader een balletje met zijn nog veel jongere zoontje. Hij commandeert het mannetje fanatiek in de rondte. Zelf doet hij een half struikelende poging tot dribbelen met de bal aan de voet. Faalhaas. Als iemand zijn overduidelijk nog steeds aanwezige droom om ooit profvoetballer te worden moet waarmaken, zal dat waarschijnlijk zijn zoontje zijn vrees ik.

Het doet een beetje pathetisch aan hoe hij zijn eigen fanatisme projecteert. Maar ik kan er wel om lachen. Want zonder dromen blijft er niks over natuurlijk. Dromen zorgen tenminste ervoor dat je een beetje ‘sovereign’ blijft. En dat moeten we hebben. Want mensen zonder hoop zijn het makkelijkst te onderdrukken. Dat doen ze namelijk zelf al. Daar is de FBI helemaal niet voor nodig.

vrijdag 9 maart 2012

Ik werk want dat is wat de wereld wil.

Het is een zonnige ochtend. De lente lijkt nu echt gearriveerd te zijn. Mijn neus kriebelt. Hooikoorts verwelkomt het voorjaar. Fantastisch. De binnenkant van de metro is gedecoreerd met (op de metrowand getekende) Delftsblauwe tegeltjes. In elk tegeltje is iets in een andere taal geschreven. Bedoeld als, en ook kloppend als, een mooie afspiegeling van het bontgekleurde gezelschap aan reizigers dat de metro bevolkt. De wereld is kleurrijk, de mensen ook en zelfs de metro nu dus. Fantastisch.

Het kantoor waar ik naar onderweg ben is minder mooi gekleurd. Dat is vooral grijs. Ook qua mensen die in zijn catacomben ronddwalen en nader te definiëren dingen met formulieren doen, overleggen over wanneer er een overleg ingepland moet worden en in technocratische termen verwarde mensen van grijze kasten naar witte muren verwijzen. Gelukkig kan ik weg. Of beter gezegd, moet ik weg. Zo blijkt uit een op stupide wijze uitgelekt voicemailbericht van één der superieuren in deze hiërarchie der monotonie. Iets met personeelskosten. En vooral het snijden daarin denk ik. Ze weten niet dat ik dit weet. Intelligentie is niet de sterkste kant van de bevolkers van dit kantoorgebouw. Deze massa is grijs maar laat na zijn grijze massa te gebruiken. En dat voor een grote Amsterdamse hogeschool.

Mijn hoofd is zwaar omdat de bar mij gisteren vriendelijk ondersteunde en ik realiseer me dat ik evengoed de hele dag niks zou kunnen gaan doen. Zou me op dit moment niet verkeerd uitkomen ook. Ik zweet drank uit terwijl ik vieze koffie naar binnen slurp. Ik leg mijn baas uit dat ze dingen niet goed doet. Dat het op deze manier niet werkt. Ze luistert niet. Zo blijven dingen dus fout lopen. Niet mijn probleem. Mijn brein bonkt tegen mijn schedel en ik overweeg het opentrekken van een blik bier om deze allesverpletterende stupiditeit te kunnen vergeten. Ik heb geen bier. Ik slenter dus maar weg en rook sigaret nummer zoveel.

Fijn hoor, die kenniseconomie, denk ik terwijl ik weer een peuk sta te roken in weer een rookruimte bij weer een baas in weer een ander bedrijf. Werken voor je geld, prima. Een vast contract krijgen, ho maar. Van broeihete keukens tot felgekleurde kantoortorens tot muffe callcenters, ik heb ze allemaal gezien. Van onmenselijk vroeg in de ochtend je huisgenoten die nog steeds wakker en dronken zijn groeten om voor dag en dauw vloeren te boenen, tot gladde praatjes verkopen aan argeloze klanten in flitsende beursgebouwen. Ik heb mijn kostje altijd bij elkaar weten te scharrelen. Gelukkig kan ik wel lekker schrijven. Op deze manier kan ik mooi alle sectoren van onze kenniseconomie in de gaten houden. Het leven kan op verschillende manieren geleefd worden en ik verken ze allemaal een beetje. Lukt vrij aardig op deze manier. Vrij en ongebonden. En tegelijkertijd kan ik de creativiteit voeden en dus mijn bestaan als journalist en schrijver financieren. Ondertussen lees ik grote hoeveelheden Bukowski en baan me, drinkend en vloekend, tierend en rokend, een weg door het postmoderne.

PS. Van alle context losgezongen informatie is altijd mooi. Here goes. Tijdens het schrijven van deze webcolumn luisterde ik naar de volgende liedjes. De moeite waard om eens te beluisteren. Take Offense – Under the same shadow. Cold World – Dedicated to the babies who came feet first. Kickback – We prowl, they crawl. Backtrack – Darker half. Bane – The young and the restless. True Colors – Focus on the light. Municipal Waste – Headbangers face rip. En nog wat dingen.

zaterdag 3 maart 2012

Welkom in de utopie

Wat mooi en wat ironisch dat ik net 1984 (dat is een boek dat ver voor 1984 werd geschreven door George Orwell, voor de iets minder literair onderlegden onder ons) nog eens heb herlezen. Het verhaal dat wordt verteld gaat over een dictatoriale samenleving die zo doordrenkt is van ideologie dat de inwoners van het, uiteraard fictieve land Oceanië niet doorhebben dat ze fundamenteel onvrij zijn. Er zijn meer boeken over dergelijke dystopische samenlevingen. Een daarvan heet Brave New World en werd, ook heel lang geleden, geschreven door een andere visionair genaamd Aldous Huxley. Waar de onderdrukking in 1984 plaatsvindt door middel van een genadeloze geheime politie in totaal paranoïde gemaakte samenleving waarin iedereen iedereen kon verlinken, werkt de onderdrukking in Huxleys boek subtieler. Mensen in zijn Brave New World wordt de illusie van geluk gevoerd. Door drugs, door seks, door extase en roes. Gelukkig maar onvrij dansen ze voort. Tot iemand het recht op ongeluk komt opeisen, dat zijn de poppen natuurlijk aan het dansen.

http://www.youtube.com/watch?v=zqLm5YxFbNc&feature=related

Helaas hebben we in onze huidige postindustriële samenleving ergens het totaal verknipte idee gekregen deze boeken als een soort handleiding op te vatten in plaats van als waarschuwing. De link tussen de geschetste dystopieën met bovenstaande waanzin is niet zo gek vergezocht. De blauwe soldaten van het postmodernisme ontvangen het leger van obsessief geïndividualiseerde consumenten in hun midden. De menselijke relatie als handelstransactie. Geen stilstand, geen stagnatie, geen vraagtekens. Niet kopen is geen optie. De winstmarges omhoog, de koersen omhoog, de bestuurders ontvangen hun bonussen. De productie gebeurt in het verborgene en de afvalberg hoopt zich op. De winkel als het nieuwe afgodsbeeld en het shoppen de eucharistie. Niks kan ons tegenhouden.

Na mijn dood wil ik gecremeerd worden anders blijf ik me omdraaien in mijn graf.

vrijdag 2 maart 2012

Een natie van tomatenplukkers

Een paar maanden geleden voerde ik een telefoongesprek met iemand van het Coördinatiepunt Mensenhandel, naar aanleiding van een eventueel geval van uitbuiting van Hongaren in Noord-Holland ergens. Hoewel het geheel niet al te koosjer was, bleek er hier geen sprake van uitbuiting of mensenhandel. De woon- en werkomstandigheden van onze Oost-Europese gasten waren verre van om over naar huis te schrijven. Verre van, maar wel gewoon legaal. Krap aan, maar toch. Legaal. Geen poot om op te staan. Geen verhaal.

Voor ik wist dat ik journalist wilde worden sneed ik broodjes en waste borden af in de keuken van een restaurant. Terwijl mensen heel veel betaalden voor kleine porties eten dronk ik grote hoeveelheden koffie met een kettingrokende Bosniër genaamd Fatmir. De eters in het restaurant moesten eens weten welk tuig hun dure hapjes precies klaar maakte. Wij dus. Het beviel Fatmir wel in Nederland. Al verdiende hij met zijn werk als kok niet heel veel. Maar het was al meer dan hij in Bosnië gewend was. En zeg nou zelf, als je er één of ander handeltje bij hebt, kun je het best wel bolwerken allemaal, toch? Dat was nog in de tijd voordat hierover geklaagd kon worden via meldpunten op internet. Oost-Europeanen zijn zelfredzaam, geen probleem.

Brussel dreigt anno 2012 ondertussen naar de rechter te stappen als Nederland zijn regels met betrekking tot migratie niet aanpast. Nederland wil die buitenlanders namelijk sneller uit kunnen zetten als ze hier geen baan vinden. En nog wat van die dingen. We halen dus wat Polen, Hongaren en Bosniërs hierheen om ze werk te laten doen waar we zelf niet zo gek veel zin meer in hebben. Vaak in omstandigheden die met wat pas- en meetwerk nog net binnen het juridische kader in te passen vallen. Dat is goed voor de economie. Je hoeft die lui namelijk minder te betalen. Lagere personeelskosten, hoger rendement. Maar als ze niet snel genoeg aan het werk zijn moeten ze wel weer oprotten. Ook worden uitzendcontracten, door mensen periodiek de straat op te mikken, tot in het oneindige verlengd. Zo blijven die Polen lekker goedkoop. Maar de Polen verdienen hier kennelijk nog steeds meer dan thuis dus blijven ze wel weer even. En vervolgens vinden wij dat op onze beurt maar niks, al die wodka lurkende Polen in ons land die ons werk dat we niet willen doen toch doen. En dus maken we een meldpunt op internet.

Het vrije verkeer van personen en kapitaal zou voor Nederland alleen moeten gelden als het óns uitkomt. Dat zou pas fijn zijn. Want wat doet elektronicagigant Philips terwijl er lustig op los gediscussieerd wordt over lastige Polen? Bekend maken dat een deel van de lichtdivisie vanuit Brabant naar, jawel, Polen verplaatst zal gaan worden. Als de goedkope arbeidskrachten hier niet meer welkom zijn, gaan wij wel naar hen toe. Lage personeelskosten zijn namelijk belangrijk in tijden van bezuinigingen. Dat daardoor een deel van de inwoners van Roosendaal hun baan verliest doet er niet zoveel toe. Die zouden namelijk, als we een recente redenatie van de Amsterdamse VVD hier ter hand mogen nemen, best naar Medemblik of Naaldwijk kunnen verhuizen op zoek naar werk. En anders geen uitkering. Tenminste, daar liep VVD-gemeenteraadslid Bas van ´t Wout recentelijk over te blazen in het Parool. Zeker in de kassen denken de Amsterdamse liberalen nog wel wat werklozen kwijt te kunnen. Daar waar nu vooral Polen en Hongaren werken dus. Probleem opgelost dus! Want die kunnen op hun beurt weer emplooi vinden bij de nieuw te bouwen lichtfabrieken van Philips in hún vaderland. Waar Philips goedkoper wil produceren, omdat de jaarcijfers tegenvielen. Terwijl topman Frans van Houten helaas voor hem nét een bonus van 1.3 miljoen misliep (hij kreeg alsnog een behoorlijk bedrag). Ironisch genoeg is dat dan weer om en nabij hetzelfde bedrag dat het concern bezuinigt op schoonmakers. (Die overigens nog steeds doorstaken. Schoonmaker is, kan ik uit eigen ervaring zeggen, niet de best betaalde baan out there).

Ik begrijp echt niets meer van dit land. En van Europa nog minder.

zondag 22 januari 2012

Woonboot.

januari 2012

De hagelbui barst los net op het moment dat ik op een brug loop. Karma is niet mijn vriend vandaag. Schuilen is niet echt een optie, hangende boven woeste wateren tussen Theater Carré en het Amstelhotel. Godverdomme. Mijn strijd met de elementen lijkt nooit te eindigen. De regen gutst naar beneden en tikt gewelddadig tegen de ramen van de woonboten die op het water onder mij dobberen. Ik denk terug aan het jaar dat ik ook op een woonboot woonde. Het geplens maakt me op een vreemde manier sereen. Er is dus ruimte voor nutteloze melancholie. Onze boot lag tussen het riet verscholen en werd bevolkt door studenten en de daarbij horende wietplanten en aankoekende afwas. Op de buitenkant was een palmboom getekend en aan de binnenkant was alles schots en scheef. Ik moest een tafel tegen mijn deur aanschuiven om het ding dicht te houden. Het was heel krap binnen, het was gammel en aftands maar o zo gaaf. Als één van de huisgenoten een meisje over de vloer had kon iedereen daarvan meegenieten en als je met je dronken kop over de loopplank naar de voordeur moest glibberen was dat een levensgevaarlijke onderneming die heel veel bijna-gebroken ledematen heeft opgeleverd. In de winter vroor de waterleiding dicht en als de plee stuk was ging je schijten op de camping honderd meter verderop. In de winter liep je over het water waar je de rest van het jaar op dreef. En er is weinig Hollandser dan van je koffie nippen op een woonboot terwijl de regen zachtjes tegen het raam tikt en je naar weidse verten staart over het water. En er is ook weinig minder Limburgs dan dat.

Heuvels, gezelligheid en een amicale koempelmentaliteit waren daar de kerndingen. Fysiek verval, harde muziek, hardere gezichten en een collectieve in zichzelf gekeerdheid ook. Haat en liefde. Een regio die verloren leek en waar wanhoop woonde in de stegen van de stad. Een pact met de duivel voor een kortdurende roes.

Voor iemand die opgegroeid is in één van de meer beruchte tuigsteden van het land (lees: Heerlen in de late jaren negentig) is het simpele ontsnappen al heel wat. Perspectieven van werkloosheid en drugs drijven je er toe. En dan verhuis je naar het hoofdstedelijke. Naar een woonboot op de Hollandse wateren. Opa en oma zouden dit nooit begrepen hebben. Maar die waren dan ook opgegroeid in tijden van steenkolenwelvaart. Toen was Amsterdam heel erg ver weg. En ook niet eens zo heel interessant. Keulen, Luik en Aken lagen namelijk stukken dichterbij.

---

Het is inmiddels opgehouden met regenen en ik loop over de Albert Cuypmarkt op weg naar een koffieafspraak. Een visboer schreeuwt iets in het plat Amsterdams terwijl twee Turkse mannen luid lachend in het Turks kennelijk ergens ontzettende lol in hebben, een stel Polen Hollandse kaas koopt en een dikke Surinamer erwtensoep aanprijst. Zo zie ik het graag. Iedereen doet zijn ding en doet dat goed. Iedereen lult zijn taal maar uiteindelijk begrijpt iedereen elkaar. Als ik plat Limburgs in mijn telefoon begin te lullen wekt dat evenmin verbaasde blikken als iemand die Pakistaans tegen zijn moeder spreekt op straat.
Laten we de esthetiek van het multiculturele onheil eens omdraaien. Iemand uit Zuid-Limburg in Amsterdam was voor mijn grootouders best een raar idee. En toch kan het tegenwoordig. Dan moet het met al die andere nationaliteiten ook wel lukken. Toch?

woensdag 18 januari 2012

Onheil.

januari 2012

Laat ik vooropstellen dat ik massaproducten per definitie niet helemaal vertrouw. Het zal de inherent aanwezige homogeniserende conditionering zijn. Maar in ieder geval is dit wantrouwen niet altijd praktisch. Gelukkig heb ik vrienden die wel eens verhuizen en mij dan een nieuwe zithoek doneren. Laffe omzeiling van de kwestie maar toch, gratis Ikea-zithoek.

Ik hang op een willekeurige avond dan ook volkomen content te zijn op mijn nieuw verkregen Zweedse luxe en kijk een film. De oorlogsklassieker Black Hawk Down in dit geval. Over een helikopter met Amerikaanse soldaten die uit de lucht pleurt in een vijandig Mogadishu. Mogadishu ligt in Somalië en daar is de situatie, zeg maar, wat minder stabiel dan we hier in Europa gewend zijn. Ik sprak voor mijn werk (ik schrijf artikelen) vorige week een man die naar dat Somalië afgereisd was om voedselpakketten uit te delen aan die hongerige kinderen die je nog wel eens op televisie ziet langskomen als je je zit te irriteren aan reclames die je favoriete serie onderbreken. Zelfs hij moest beschermd worden door twee jeeps met lokale, tot de tanden bewapende milities. Terwijl je toch zou zeggen, joh, doe nou vriendelijk tegen iemand die je eten en drinken komt brengen. Voor gratis! Anyhow.

Ik kijk Black Hawk Down op mijn bank en ben gelukkig met de situatie. En toch vraag ik me weer wat af. Zoals gewoonlijk. Ik stel mezelf namelijk de bijzonder naïeve vraag waarom Amerikanen kennelijk altijd helden zijn. In een Amerikaanse film is dat vrij retorisch, ik weet het. Maar goed, dan toch. Er vallen nogal wat doden in deze film. Dode Amerikaan betekent keer op keer: een tragisch, gruwelijk-maar-toch-mooi-in-zijn-dramatiek, bloederig einde vervuld van heroïsche opoffering en vaderlandsliefde. Dode Somaliër: een met een woeste oerkreet omvallende neger. Die ook nog eens kostbare munitie verspilt omdat ie zo nodig door moet blijven schieten als hij omvalt. Wat is met deze domme eikel?

Nou. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben benoemde dit beeld van de boze, op Amerikanen vurende engerd mooi met een conceptueel idee dat hij homo sacer noemde. Hij jatte dit vrij één-op-één van de oude Romeinen die op hun beurt bannelingen zo noemden. Homo sacer kun je het beste zien als iemand die op de één of andere manier buiten de ons bekende maatschappelijke orde valt. Een mens, maar ook een vreemdeling (in dit geval een dode, Somalische, munitie verspillende neger dus), die ofwel een hulpbehoevende, een zielig kijkend slachtoffer representeert, of een bedreigende woesteling die niks anders wil dan jou afslachten, bang maken of uitlachen. Een beetje hetgeen veel niet-westerlingen zijn in de ogen van veel wel-westerlingen. Onbekende vreemdelingen blijven onbemind en koeien zijn waar.

---

Metro’s of trams zijn mooie dwarsdoorsneden van de Nederlandse, postmoderne mensheid. De Amsterdamse metro die ik deel met mijn medepassagiers dendert langs de Amsterdam ArenA richting Amstelstation, de invallende avond aanvallend. Het meisje tegenover me is gefixeerd op haar mobiele telefoon terwijl de oudere man in een verkreukeld pak naast haar zijn aandacht lijkt te verdelen tussen afkeer van haar mobiele fixatie en wantrouwen jegens de groep Marokkaans uitziende jochies die net met veel amok de metro is komen binnenstormen. Op hun beurt kijken zij uitdagend naar de donkere jongen in werkkloffie die gespannen staart naar het avondrood aan de horizon. Hij stapt snel uit en botst tegen een woest kijkende man in een gedistingeerd bankierspak. Ik kauw op mijn kauwgum. Vooralsnog heeft niemand van deze vreemdelingen wapens.

De stilte van een menigte kan oorverdovend zijn terwijl ze in alle machteloosheid naar haar zelfverkozen lot marcheert. In de verte torent de Amsterdamse skyline de hoogte in tegen een bloedrode invallende avond. Ik kijk al kauwende naar buiten en kan een grijns niet onderdrukken. Onheil kan af en toe zo prachtig mooi uitzien.