(oktober 2010)
De populistische verrechtsing slaat toe in de samenleving. Maar is de maatschappij als reactie op massale immigratie uit verre en vreemde landen nou echt zo rechts geworden en staat ons een nieuw tiranniek bewind te wachten dat ons uit dit vredige interbellum zal slepen? Of valt het allemaal wel mee en kunnen we door zorgvuldige studie de echte potentiële sluipmoordenaars van de democratie achterhalen?
Sinds de Fortuyn-revolte zit de vaderlandse politiek met de handen in het haar. Een grote bek scoort makkelijker dan inhoud en nuance. Dat is ook niet heel onlogisch. Onwenselijk misschien, maar niet onlogisch. Maar waarom nu? De onstuitbare race naar de top van Geert Wilders en zijn Partij voor de Vrijheid is inmiddels een voldongen feit. Hoe dit te duiden? Is er werkelijk sprake van een maatschappelijke ruk naar rechts of gijzelt de grote-bek-politiek van populistisch rechts de zittende politiek?
Politicus zijn in de 21e eeuw lijkt me geen gemakkelijk beroep. Er wordt aan alle kanten aan je getrokken en en passant word je nog eens beschuldigd van 'achterkamertjespolitiek' en 'zakkenvullen'. Constant sta je in de schijnwerpers en altijd moet er wel ergens een pakkende oneliner opgehoest worden. Constant moet de kiezer overtuigd worden en moet er herrie gemaakt worden om aandacht te krijgen in het informatiebombardement dat onze postmoderne era kenmerkt. Politiek bedrijven lijkt me één van de zwaarste beroepen die bestaan. En toch is het nooit goed genoeg voor de ontevreden burger.
Over de 'kloof tussen politiek en burger' is veel geschreven. Het vertrouwen van de burger in de politiek lijkt chronisch tanende. Nu is gezeur op de politieke elites van alle tijden. Door keer op keer in te spelen op de 'arrogantie' van de 'gevestigde politieke orde' springen Geert Wilders en de zijnen heel handig midden in die kloof. Een spookt waart over het continent heen. Een spook dat zich manifesteert in radicaal anti-islamisme en ongezouten kritiek op de politieke elites. Dit is niet het spook van het fascisme. Want dat blijkt in de praktijk meestal wel mee te vallen bij de gemiddelde ontevreden burger. Dit spook is het spook van de parlementaire democratie die in de verdomhoek geraakt is. Hoe dit te duiden zonder direct met een beschuldigende vinger te wijzen?
--
Factor 1: het ontstaan van een massamediale samenleving. Een belangrijke paradox voor de Nederlandse polderdemocratie is het simpele feit dat de informatiesamenleving de politicus dwingt tot steeds duidelijkere profilering in de media terwijl er uiteindelijk toch gepolderd moet worden. Het postmoderne medialandschap is onderhevig aan wat de Franse filosoof Pierre Bourdieu de 'kijkcijfermentaliteit' noemt. De strijd om de aandacht van de burger woedt vierentwintig uur per dag. En niet alleen tussen politici, maar ook tussen de politiek en allerlei andere mediauitingen die allemaal concurreren om de aandacht van de burger. De burger kan kiezen tussen een actualiteitenprogramma op de publieke omroep, SBS Shownieuws en het nieuwste Hollywood spektakel op de buis. De burgerplicht verbonden aan het stemrechts lijkt een wat ambigu begrip geworden.
In de 19e eeuw typeerde de politiek filosoof Alexis de Tocqueville de democratie als volgt: 'Periodiek moet de ambtsdrager (...) verschijnen voor een 'volkstribunaal' zonder hoger beroep, dat hem van de ene dag op de andere zijn macht kan ontnemen.' Dit beoordelen van volksvertegenwoordigers is afhankelijk van toegang tot informatie. Tegenwoordig verloopt die informatiedistributie voor het grootste gedeelte via de massamedia. En laat dat medialandschap nou net propvol zitten.
De Spaanse socioloog noemt deze relatief nieuwe situatie in zijn drieluik 'The Network Society' de mediacratie. De politiek is afhankelijk geworden van een nieuwe politieke actor: de media. En die media werken via hun eigen, op de kijkcijfermentaliteit gebaseerde logica. In de publieke ruimte is de hoeveelheid informatie die op de burger wordt afgevuurd gigantisch. Zeker in verkiezingstijd is het voor een politicus cruciaal om de aandacht op zichzelf te vestigen in deze wirwar van stimuli. En de aandacht trekken lukt meestal niet door genuanceerd en in alle rust je standpunten te onderbouwen. Harder roepen wordt een noodzaak. Ook al blijkt dit roepen achteraf vaak holle retoriek omdat de Nederlandse consensusdemocratie de politiek dwingt tot compromissen. Compromissen die in groeiende mate niet meer te verenigen zijn met de snelle one-liners die nodig zijn om politiek te overleven binnen de mediacratie.
Factor 2: snelle en verregaande economische en politieke globalisering. Het geopolitieke machtsveld is in de 21 eeuw complexer dan ooit. Den Haag heeft het niet meer alleen voor het zeggen. Allerlei internationale machtsstructuren hebben in toenemende mate invloed op zaken die nationale gevolgen kunnen hebben. Europese regelgeving heeft zijn invloed op de nationale politiek en logge maar wel degelijk aanwezige politieke organen als de Verenigde Naties spelen een rol. Daarnaast is de overheid in toenemende mate teruggedrongen tot wat in de bestuurskunde een managersrol wordt genoemd. Economische liberalisering heeft op zijn minst een deel van de macht doen verschuiven naar commerciele actoren. Besluiten die binnen het internationale bedrijfsleven worden genomen kunnen in Nederland op lokaal niveau impact hebben. Overheden zullen zich tot op zekere hoogte hiernaar moeten richten. De nationale overheid heeft het dus niet meer als enige voor het zeggen - maar is wel de enige politieke actor die verantwoording af moet leggen aan het morrende volk.
Aan de ene kant trekt een multitude aan internationale belangen aan de politicus van vandaag de dag, aan de andere kant dwingt de medialogica hem tot ongenuanceerd gebrul. Hierdoor lijkt de politicus niet te luisteren naar 'de problemen van echte mensen', of zelfs de burger rechtuit te 'bedriegen'. Hij wordt immers gedwongen om in verkiezingstijd beloftes te maken, terwijl die door het onderhandelingsmodel en de groeiende invloed van externe factoren onmogelijk in te lossen zijn. Zo komt het Rousseaus 'sociale contract' onder grote druk te staan. Dat deze paradoxale situatie een bron is voor het reservoir van onvrede waar populistisch rechts uit tapt moge duidelijk zijn.
--
De vraag of we hier opgescheept zijn met een nieuwe en verwoestende opstand der horden of met het grootkapitaal dat onze parlementaire democratie geschaakt heeft doet niet terzake. Na ontrafeling van het mechanisme dat de democratie in de problemen brengt, lijken demagogen als Geert Wilders eerder briljante strategen die op een heel slimme manier gebruik maken van de crisis waarin het politieke discours zich op het moment bevindt, dan dat zij simpelweg af te doen zijn als lomp voor zich uit brullende boeren.
Als de Wilderiaanse hoogmoed voor zijn onvermijdelijke val is gekomen, zal de burgerlijke ontevredenheid die zich nu voornamelijk over rechts manifesteert een ander Trojaans paard omarmen. Onze democratie is aan een onderhoudsbeurt toe. En dat onderhoud begint met een juiste probleemanalyse waaraan alle betrokkenen - zij het burgers, overheden of het bedrijfsleven - hun conclusies moeten verbinden om ons samenleefmodel in de toekomst leefbaar te houden. De democratie is het namelijk waard om gered te worden. Het is misschien niet het mooiste of meest functionele systeem. Er kleven allerlei gevaren, haken en ogen aan een democratisch georganiseerde samenleving. Maar het is wel het meest ethische systeem dat we tot nog toe hebben weten te bedenken en iets wat ik mijn kinderen graag zou willen meegeven.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten