woensdag 2 september 2009

“Monday Morning Crowds”

juli 2009

In een volgende van een lange lijn tramobservaties zijn er toch weer dingen die me opvallen op deze zonnige ochtend in Amsterdam. Ik bevind mijzelf in tramlijn twee die zich in een slakkengangetje over het Leidscheplein voortbeweegt. Het is druk en ondanks het relatief vroege tijdstip al behoorlijk warm.

De studenten van deze wereld zitten nog niet misschien op dit onchristelijke tijdstip van acht uur ‘s ochtend in de tram. En ik kan het weten. Ik heb me ook jarenlang op dit punt van de dag aan de neus gekrabt, mijn deken lekker omhooggetrokken en me tevreden nog eens omgedraaid. Ik nam me toen stellig voor nooit op maandagochtend in een tram naar één of ander kantoor te hoeven zitten. Maar opeens zit je er toch. En het is nog niet eens echt erg ofzo. De koffie op het werk is namelijk gratis. Ik ben fan.

(..Hier volgt een intermezzo van acht uur lang bewijzen dat ik ook wel een beetje sociaal nut heb..)

Na een werkdag lang dingen te hebben gedaan waarvan ik hoop dat ze zin hebben gehad, huppel ik onderhevig aan een cafeïnegehalte van heb-ik-jou-daar terug de grote boze buitenwereld in. Het is weer eens een drukte van belang in de tram. Het is een zonnige zomerdag en wat jong grut komt lachend uit het park. Hippe zonnebrilletjes op gebruinde hoofden. Kun je voor pakweg vijftig cent op de Albert Cuyp aanschaffen. Zo moeilijk is hip zijn niet. Wat ouder en vermoeider uitziend grut komt van het werk. Het jonge grut moet immers eten. De hele wereld gaat naar huis vandaag. De conducteur heeft er ook absoluut geen zin meer in en zowat iedereen loopt zonder te betalen de tram in. Beter.

Ik observeer de mensheid in een grote verscheidenheid aan vormen. De rode en bezwete zakenman met een oortje in zodat hij ook buiten werkuren bereikbaar is voor het Almachtige Bedrijf. De dikke BMW van de zaak zal wel stuk zijn. De zonnebril op zijn hoofd verbergt een waarschijnlijk overwerkt aangezicht. Ik vermoed verder iets met stiekem coke snuiven en een hartaanval over een jaar of vijf. Het is ook niet gemakkelijk om aan een Almachtig Bedrijf te ontkomen.

De dronken aandoende dikkige corpsbal die wat glazig naar buiten tuurt heeft niet door dat zijn toekomst recht tegenover hem zit. Met oortje in en al.

Een met een overdreven grote zonnebril getooide medelander-of-hoe-noem-je-een-neger-tegenwoordig-politiek-correct (uit de Bijlmer, want dat staat levensgroot op zijn XXXXL shirt) laat een geile blik vallen op de in een te strak rokje rond haar te dikke kont gehesen vriendin van de corpsbal. Ze lacht een beetje verlegen terwijl de corpsbal zelf doet alsof hij niks doorheeft. Hij zet zijn patserige zonnebril op en gaat verder met ongemakkelijk naar buiten turen. Wat ik dan weer extreem grappig vind.

De Bijlmer-bla-bla-je-begrijpt-me-wel wordt op zijn beurt weer wezenloos aangestaard door een in bomberjack met Nederlands vlaggetje gehesen teknoliefhebber met een matje en pupillen als soepborden. Zijn zonnebril hangt zo’n beetje achterop zijn hoofd. Het doet me een beetje vermoeden dat de beste jongeman iets gebruikt heeft en dat als de moslim die tegenover me zit besluit om de tram op te blazen, we hier geen potentiële raketgeleerde aan zouden verliezen. Zou een mooi einde zijn van deze collectieve maar achter zonnebrillen verborgen ‘staring contest’.

En ja inderdaad. Er zit een moslim tegenover me. Een woestijnzoon in de polder (ik ben eigenlijk een groot poëet). Het valt me vanmiddag vooral op dat temidden van de idioterie die Amsterdam heet deze man eigenlijk de enige is die een beetje rust uitstraalt. Een beetje waardigheid. Geen op conflict gerichte en meestal volkomen misplaatste trots. Waardigheid. Met zijn armen gekruist en tevreden glimlachend. Ik volg zijn blik naar buiten. Dat kan namelijk. Hij draagt geen zonnebril. In de verte regent het een beetje. Ik zie een regenboog boven de stad die zich opmaakt voor een broeierige zomeravond. Mooi.

Ik sta op want ik moet nou eenmaal hier overstappen op tram zeven. Ik knik vriendelijk gedag. Een vriendelijke blik terug valt mij ten deel.

Als ik nog één keer de tram rondkijk moet ik uit deze reeks filosofische overpeinzingen toch een enkele overkoepelende slotconclusie trekken. Ik haat zonnebrillen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten