maart 2009
Ik staar wat over de gracht. Amsterdam ziet er mooi uit zo in het langzaam invallende schemerlicht. Ik trek aan mijn sigaret en loop een steegje in. Ik word bijna omgelopen door een mannetje dat kennelijk nogal veel haast heeft. Hij schiet een bordeel uit en de deur valt achter hem dicht. Ik kijk het mannetje na terwijl hij zich snel en een beetje nerveus rond zich heen kijkend uit mijn gezichtsveld verwijdert. De Oost-Europees uitziende dame van lichte zeden naast me staart naar me met een uitdrukkingsloze glimlach op haar net niet uitgemergelde gezicht. Een nors kijkende Surinamer met een dikke gouden ketting om kijkt me boos aan. Ik maak me maar uit de voeten. Ik heb honger en ik wil naar huis. Maar ik vraag het me toch vaak af. Wat er zich allemaal afspeelt ver achter die rood verlichte ramen. Het is daar te rood. Het is daar te onecht. Te onmenselijk misschien. Waarschijnlijk spelen zich daar dingen af die ik eigenlijk niet eens wil weten. Dingen waar een normaal mens niet aan wil denken. Vuige seks met dikke, harige lelijkerds. Met leer en zweepjes en dat soort accessoires. Bijvoorbeeld. Bwaah. Hebben sommige vrouwen gewoon heel erg weinig zelfrespect of worden er hier veel vuilere spelletjes gespeeld? Daar achter het rode licht?
Ik fluit een liedje en kijk om me heen. Mooi is het wel hier. Op de wallen. In hartje Amsterdam. En ergens. Heel klein in een hoekje verborgen, daar is voor mij persoonlijk het mooiste plekje van de wallen te vinden. Daar heeft iemand met een dikke markeerstift iets op de muur geschreven. Een boodschap, voor iedereen te lezen die het lezen wil. ‘Stop slavetrade’, staat er. Slavernij is inderdaad nog niet iets wat volledig in het verleden ligt. Vermoed ik.