donderdag 19 maart 2009

Vlaanderen! Vlaanderen!

maart 2009

Ik was er gisteren weer. In België. Bij onze zuiderburen. Ik vind het een geniaal land. Vanaf het passeren van de grens schijnt alles anders te worden, gelden er andere wetten en kan ik mijzelf weer voorbereiden op een stormachtige achtbaanrit van verbazingwekkendheden die de oplettende bijrijder in alle hoeken en gaten kan vinden. Ik kom er o zo graag. Waar Nederlanders een stel zeikerds bij elkaar zijn hou ik graag vast aan het waarschijnlijk niet voor de volle honderd procent correcte beeld van de Belg als een onophoudelijk pinten drinkende, gezellige, doch niet altijd even goed verstaanbare goedzak. In Nederland hebben we een enge troep moraliserende gristenen aan de macht. In België doen ze daar niet aan. Regeringen.* Net als goed begaanbare wegen. Als ik ooit naar België verhuis ga ik werken als ambtenaar op het Belgische ministerie waar ze de wegenbelasting kennelijk per ommegaande in de lokale kroeg omzetten in grote sloten Jupiler. Waarschijnlijk in Brussel. Wat gewoon ook een mooie stad is. Met op zijn minst twintig keer zoveel allure als ons eigen opperdorp Amsterdam. Ik hou van Brussel. Ik ben daar ooit blijven slapen bij een meisje, na een avond heerlijk Bourgondisch in de kroeg zitten vergezeld van een goede voorraad Belgische trappisten. Ik heb iets met Belgische deernes (ook met Belgische bieren overigens. Een goede Belgische trappist degradeert onze nationale slootwaters per direct terug de Noordzee in). Ik admireer ze. Ik aanbid ze bijkans. Als een Belgische schone met bijpassende tongval tegen me aan begint te converseren smelt ik binnen pakweg anderhalve seconde volkomen, en verander direct in niet veel meer dan een dom voor zich uit brabbelende Ollander die zich te min voelt om zelfs maar de voeten te mogen kussen van deze godin.

Daarbij heeft België met het Westvlaams de meest vreemde variant van de Nederlandse taal OOIT weten voort te brengen. Volledige lettergrepen worden simpelweg niet uitgesproken ofwel ingeslikt. Alle g’s worden als een h uitgesproken. En er is meer van dat moois. Wat meestal leidt tot conversaties die inhoudelijk volkomen langs elkaar afgaan en onvrijwillige maar niet te stoppen lachstuipen aan de kant van den Ollanders over gouden zinsconstructies als ‘ik heef u zo drek enen dzjoef o uhen muul. Hij Ollander!’ (fonetisch proberen te lezen aub. Geen prijsvragen aan het juiste antwoord verbonden verder).

Maar het mooiste blijf ik toch vinden dat ik elke keer als ik België binnenrij op de één of andere manier weer op iets nieuws verbazingwekkends weet te stuiten. De uitbater van een Antwerps fritkot die beweert zijn fritten in aardolie te bakken. Een dronken lilliputter (een echte) in Maasmechelen die zich al rennende tegen het voorhoofd weet te schoppen. In de meest obscure, afgelegen, van alle voorzieningen gespeende Belgische gehuchten waar je dan weer wel 24 uur per dag brood én Jupiler uit de muur kunt trekken. Een goede week na de beëindiging van de jaarlijkse carnavalsfestiviteiten een groep verklede en dronken Belgen aantreffen die de feestvreugde nog geen vaarwel hebben kunnen zeggen. Een bedrijfje in een Vlaams plattelandsdorpje dat adverteert middels een bord waarop staat: ‘TUIN DIER BAKKEN’. Een multi-interpretabele reclameslogan danwel productaanprijzing die ik nog steeds niet volledig begrijp. Maar dat soort dingen geeft het leven wel kleur. Dat soort dingen houdt het leven spannend.

Het leven is één groot avontuur in België. Ik ben er uit. De hemel ligt in België. O nee. De hemel ís België.

* Technisch gezien ligt het machtspolitieke centrum van de Europese Unie dus in een land waar ze zelf geen regering hebben weten te vormen. Wat op zich (als je er niet al te lang over nadenkt) best een grappig gegeven is.