dinsdag 29 november 2011
Chipkaartzombies.
november 2011
Ik voel me een beetje simpel vandaag. Terwijl ik een banaan weghap loop ik, raar twitchend met mijn linkerbeen, een beetje mank over het metroperron van station Amsterdam Amstel rond. Daarbij vermoed ik dat je scheel gaat kijken van de hele dag op kantoor zitten en cijfertjes bekijken, corrigeren of invoeren. Het algehele beeld zal dus niet per sé positief geweest zijn op dat moment.
Kijk, die banaan had ik gewoon zin in. Voor dat scheel kijken krijg ik betaald. Maar dat mank lopen. Vanwege spontane OV-chipkaartweigering was ik vanochtend gedwongen met een lenige sprong over het toegangspoortje het metrostation in te springen. Zeker voor een maandagochtend was die sprong echt heel erg lenig. Echt. Het neerkomen daarentegen, ging wat minder. Vandaar dat rare twitchen. Nou is het sowieso irritant als de technologische vindingen die ons dagelijks leven gemakkelijker moeten maken, ermee ophouden en je spontaan terugverwijzen naar een basaal soort probleemoplossend vermogen. Maar na navraag bij een alleraardigste medewerker van het gemeentelijke vervoersbedrijf – die ik uiteraard niet heb verteld dat ik het initiële probleem heb opgelost door niet te betalen (hij vroeg er ook niet naar trouwens) – wist ik uit te vinden dat er in zo´n chipkaart draadjes, onder de magneetstrip ergens, zitten en dat die stuk kunnen gaan als je het ding in je portemonnee in de kontzak van je broek douwt*. Handig. Daar hangt mijn portemonnee nou eenmaal het best. Zonder als een nostalgische lul over te willen komen, maar met een strippenkaart had je dat gezeik dus niet.
Maar goed. Voor mijn basale probleemoplossende vermogen mij ertoe deed overgaan met de eerder genoemde lenige sprong het metropoortje te trotseren voelde ik me wel een momentje verslagen door de technologie die me kil en onverschillig aanstaarde. Ik moest naar mijn werk godverdomme. Het poortje maakte dat weinig uit. Gezombificeerd zocht ik koortsachtig naar oplossingen. En versloeg het systeem vervolgens. Victorie.
Vreemd. Druk rondbliepend en -haastend over station Amsterdam Amstel had ik een kwartiertje later niet het idee dat de rest van de reizigers hetzelfde geluk had gehad als ik. Ingesloten in een kooi van saldo´s, magneetstrippen, kaartjes en nors kijkende controleurs spoedde de gezwinde massa zich naar waar zij zijn moesten. Ik ook trouwens. Ik was al te laat voor mijn werk, maar had het GVB om de schuld te geven. Daarbij had ik het systeem net weten te verslaan, dus besloot tot een muffinhaalpauze in, jawel, de Appie-to-go. Een plek waar haast tot standaardemotie geworden is. Ik pin en haast maar mee. Dat is zo’n beetje wat van ons verwacht wordt, toch?
Verwacht door wie? Want zijn we allemaal niet een soort zombies, terwijl we ons al pinnend en bliepend voortbewegen, via uitgetekende lijnen, van werk naar thuislaptop en van Appie-to-go naar whatever welke televisieserie populair is op een bepaald moment? Steeds maar verder- en verderlevend in een gevangenis die we zelf in stand houden? Vertel het mij maar. Fuck. Ik trek thuisgekomen na een dag werken ondertussen een biertje open en zet een film aan. Morgen weer een dag.
* Mijn portemonnee (of ´beurs´, zoals wij in Limburg het ding plegen te noemen) in een andere dan mijn kontzak stoppen is geen optie. Sinds mijn studententijd hanteer ik al heel strikt het GTST-schema, ooit aan op een gaar studententuinbierkrattenfeest aan mij uitgelegd door iemand met een zonnebril op en slippers aan die zichelf The Dude noemde. GTST staat voor GELD-TABAK-SLEUTELS-TELEFOON op vaste plekken in je kledij weggestopt zodat je ten alle tijden, hoe bezopen je ook besluit huiswaarts te keren, de echt essentiele dingen nooit vergeet. De rest vind je later wel weer terug. Of niet.
woensdag 9 november 2011
De laatste metro
september 2011
Het groene neonlicht van het metrostation doet mijn geest op een onbegrijpelijke manier fonkelen. De stilte van de nacht wordt doorkliefd door een aanstormende metro. De dag nadert zijn einde. De nacht zijn begin. Gelukkig ben ik een nachtmens.
--
Na een dag kantoorwerk zetel ik mijzelf, wat eerder vandaag, rustig op de bank in mijn appartementje net buiten Amsterdam. Zoals gewoonlijk op deze tijd van de dag, eindelijk de tijd om de krant te lezen terwijl een bak koffie zijn op handen zijnde aanwezigheid pruttelenderwijs duidelijk maakt. In de werkhectiek van telefoontjes beantwoorden, formulieren invullen, e-mail in de gaten houden en de onvermijdelijke geanimeerde gesprekken bij de koffiemachine komt het lezen van de krant nogal eens in het spreekwoordelijke verdomhoekje terecht. Aldus concludeer ik nu dat Steve Jobs is overleden. Jammer man. Appleaanbidders vallen collectief op hun knieën voor het altaar van het overleden genius. God is dood, kennelijk. In dit geval niet eens volgens Nietzsche. Maar volgens adepten van de technocratische utopie. Helaas voor god.
Ik blader verder door mijn krantje en een berichtje trekt de aandacht. Vooral door zijn kleine formaat. De bommentapijten die de NAVO professioneel over Libië uitpleisteren gaan nog steeds door. Maar dat vinden we nu minder interessant. Misschien als onze voormalige bondgenoot kolonel Gaddhafi terecht gruwelijk aan zijn eind komt, dat het weer voorpaginawaardig wordt (aangezien ik zelf ook freelance als journalist werk komt dit onbewust dicht bij metaschrijven trouwens. Wauw. Metaschrijven). Maar het bommentapijt vinden we nu niet zo heel belangrijk want teveel doden achter elkaar wordt snel saai.
Ik kan me nog helder herinneren toen de aanval op Libië begon. Ik had net een broodje falafel bestel in een Libisch eethuisje in Kopenhagen. Tegenover de legendarische Kierkegaard begraafplaats. De dood is altijd dichtbij. Het leven ook. Maar dan moet je wel iets beter leren kijken. Ik was net op weg naar het vliegveld na een artikel te hebben geschreven over het uitgaansleven in de Deense hoofdstad. Een bijzonder waterige lentezon scheen door het raam op de inmiddels op zijn tenen hangende onderkaak van de Libische eigenaar van het Libische restaurantje. De kolonel was vast geen aardige man, maar bommen zien neerdalen op het land waar je waarschijnlijk nog vrij veel vrienden en bekenden hebt wonen, dat lijkt mij persoonlijk niet echt een pretje. Duizend bommen en granaten. Letterlijk. Van de NAVO. Liefst zien we dan ook nieuwe machthebbers die vooral blijven doorgaan met olie oppompen en dat aan ons verkopen en de handelsbelangen niet schaden. Mensen die op ons lijken, geen rare islamisten met haatbaarden. Niet voor niets hebben cruciale leden van wat later de overgangsraad zou worden in het westen gestudeerd. Iedereen kan ook maar het beste worden als wij. Want wij hebben onze zaakjes zo ontzettend goed op orde. Toch?
--
Ik sta geleund op een stroomkastje op het metrostation en contempleer. De eenzame neongroene lampen geven de langzaam op het perron uiteenspattende regendruppels een apocalyptische gloed. De verlatenheid van het nachtelijke beton wordt met luid geraas doorbroken door twee lichtjes die als een dolle metalen hond om me af komen zieden. De metro is weer eens te laat. Welkom in de 21e eeuw. Steve Jobs is dood. De goden wenen. Of het regent gewoonweg weer eens.
Het groene neonlicht van het metrostation doet mijn geest op een onbegrijpelijke manier fonkelen. De stilte van de nacht wordt doorkliefd door een aanstormende metro. De dag nadert zijn einde. De nacht zijn begin. Gelukkig ben ik een nachtmens.
--
Na een dag kantoorwerk zetel ik mijzelf, wat eerder vandaag, rustig op de bank in mijn appartementje net buiten Amsterdam. Zoals gewoonlijk op deze tijd van de dag, eindelijk de tijd om de krant te lezen terwijl een bak koffie zijn op handen zijnde aanwezigheid pruttelenderwijs duidelijk maakt. In de werkhectiek van telefoontjes beantwoorden, formulieren invullen, e-mail in de gaten houden en de onvermijdelijke geanimeerde gesprekken bij de koffiemachine komt het lezen van de krant nogal eens in het spreekwoordelijke verdomhoekje terecht. Aldus concludeer ik nu dat Steve Jobs is overleden. Jammer man. Appleaanbidders vallen collectief op hun knieën voor het altaar van het overleden genius. God is dood, kennelijk. In dit geval niet eens volgens Nietzsche. Maar volgens adepten van de technocratische utopie. Helaas voor god.
Ik blader verder door mijn krantje en een berichtje trekt de aandacht. Vooral door zijn kleine formaat. De bommentapijten die de NAVO professioneel over Libië uitpleisteren gaan nog steeds door. Maar dat vinden we nu minder interessant. Misschien als onze voormalige bondgenoot kolonel Gaddhafi terecht gruwelijk aan zijn eind komt, dat het weer voorpaginawaardig wordt (aangezien ik zelf ook freelance als journalist werk komt dit onbewust dicht bij metaschrijven trouwens. Wauw. Metaschrijven). Maar het bommentapijt vinden we nu niet zo heel belangrijk want teveel doden achter elkaar wordt snel saai.
Ik kan me nog helder herinneren toen de aanval op Libië begon. Ik had net een broodje falafel bestel in een Libisch eethuisje in Kopenhagen. Tegenover de legendarische Kierkegaard begraafplaats. De dood is altijd dichtbij. Het leven ook. Maar dan moet je wel iets beter leren kijken. Ik was net op weg naar het vliegveld na een artikel te hebben geschreven over het uitgaansleven in de Deense hoofdstad. Een bijzonder waterige lentezon scheen door het raam op de inmiddels op zijn tenen hangende onderkaak van de Libische eigenaar van het Libische restaurantje. De kolonel was vast geen aardige man, maar bommen zien neerdalen op het land waar je waarschijnlijk nog vrij veel vrienden en bekenden hebt wonen, dat lijkt mij persoonlijk niet echt een pretje. Duizend bommen en granaten. Letterlijk. Van de NAVO. Liefst zien we dan ook nieuwe machthebbers die vooral blijven doorgaan met olie oppompen en dat aan ons verkopen en de handelsbelangen niet schaden. Mensen die op ons lijken, geen rare islamisten met haatbaarden. Niet voor niets hebben cruciale leden van wat later de overgangsraad zou worden in het westen gestudeerd. Iedereen kan ook maar het beste worden als wij. Want wij hebben onze zaakjes zo ontzettend goed op orde. Toch?
--
Ik sta geleund op een stroomkastje op het metrostation en contempleer. De eenzame neongroene lampen geven de langzaam op het perron uiteenspattende regendruppels een apocalyptische gloed. De verlatenheid van het nachtelijke beton wordt met luid geraas doorbroken door twee lichtjes die als een dolle metalen hond om me af komen zieden. De metro is weer eens te laat. Welkom in de 21e eeuw. Steve Jobs is dood. De goden wenen. Of het regent gewoonweg weer eens.
Dertigersfeestje.
Een semiwarm junizonnetje schijnt over het water van de Maas terwijl ik op een terras aan de waterkant van een speciaalbiertje nip. Dit is Maastricht en in mijn studententijd heb ik in (onder anderen) dit speciaalbierencafé jarenlang mijn uiterste best gedaan de horeca-economie van de stad naar mijn beste kunnen te stimuleren. Feestjes eindigden steevast in excessief drankgebruik, bij voorbaat al kansloze versierpogingen en het jatten van zinloze gebruiksvoorwerpen.
Ook al woon ik inmiddels al een tijdje in de Randstad, Maastricht blijft de mooiste stad van het land en om de paar maanden komt toch altijd weer die drang om terug naar de gronden der voorvaderen terug te treinen om de innerlijke mens onder te dompelen in Bourgondischheden en oude kameraadschappen. Zo ook nu. Mensen worden dertig. Goed moment voor een feestje dus. Na een heilzame maaltijd bestaande uit gevulde aubergine en gebakken aardappeltjes waag ik mij de smalle steegjes van Maastricht in richting feestgedruis.
…
Het feestje is inmiddels voorbij. Het is de dag erna. De dag erna drinken we gedecideerd een kopje koffie. Recapituleren en evalueren is het dagdevies. En dat gaat verbazingwekkend soepel. Niemand is kotsbrak. Er zit nergens bloed op de vloer. Geen kots over de plee heen en er is geen meubilair van het balkon af richting onderburen gelanceerd. Niemand heeft zijn overbodige eiwitten in de rondte geëjaculeerd en de keuken ziet er nog heel uit. Ik zie nergens gaten in de muur of willekeurige spullen die de straat op zijn gesmeten door dronken maniakken. Niemand heeft raadselachtige kneuzingen of mysterieuze blauwe plekken en er is niemand op zijn muil geramd. Geen schreeuwende buren gesignaleerd en nergens politie te bekennen geweest. Er zijn geen winkelwagenraces door de wijk gehouden en geen fietsen van het dak gepleurd.
…
En toch was het heel gezellig. Echt. Het kwartje valt terwijl ik een boek lees onder een boom in het stadspark: HOLY SHIT! WE WORDEN OUD!
(Maar misschien is dat ook helemaal niet erg. Je kunt niet voor eeuwig zestien blijven. Zeggen ze.)
Ook al woon ik inmiddels al een tijdje in de Randstad, Maastricht blijft de mooiste stad van het land en om de paar maanden komt toch altijd weer die drang om terug naar de gronden der voorvaderen terug te treinen om de innerlijke mens onder te dompelen in Bourgondischheden en oude kameraadschappen. Zo ook nu. Mensen worden dertig. Goed moment voor een feestje dus. Na een heilzame maaltijd bestaande uit gevulde aubergine en gebakken aardappeltjes waag ik mij de smalle steegjes van Maastricht in richting feestgedruis.
…
Het feestje is inmiddels voorbij. Het is de dag erna. De dag erna drinken we gedecideerd een kopje koffie. Recapituleren en evalueren is het dagdevies. En dat gaat verbazingwekkend soepel. Niemand is kotsbrak. Er zit nergens bloed op de vloer. Geen kots over de plee heen en er is geen meubilair van het balkon af richting onderburen gelanceerd. Niemand heeft zijn overbodige eiwitten in de rondte geëjaculeerd en de keuken ziet er nog heel uit. Ik zie nergens gaten in de muur of willekeurige spullen die de straat op zijn gesmeten door dronken maniakken. Niemand heeft raadselachtige kneuzingen of mysterieuze blauwe plekken en er is niemand op zijn muil geramd. Geen schreeuwende buren gesignaleerd en nergens politie te bekennen geweest. Er zijn geen winkelwagenraces door de wijk gehouden en geen fietsen van het dak gepleurd.
…
En toch was het heel gezellig. Echt. Het kwartje valt terwijl ik een boek lees onder een boom in het stadspark: HOLY SHIT! WE WORDEN OUD!
(Maar misschien is dat ook helemaal niet erg. Je kunt niet voor eeuwig zestien blijven. Zeggen ze.)
Abonneren op:
Posts (Atom)