januari 2012
Laat ik vooropstellen dat ik massaproducten per definitie niet helemaal vertrouw. Het zal de inherent aanwezige homogeniserende conditionering zijn. Maar in ieder geval is dit wantrouwen niet altijd praktisch. Gelukkig heb ik vrienden die wel eens verhuizen en mij dan een nieuwe zithoek doneren. Laffe omzeiling van de kwestie maar toch, gratis Ikea-zithoek.
Ik hang op een willekeurige avond dan ook volkomen content te zijn op mijn nieuw verkregen Zweedse luxe en kijk een film. De oorlogsklassieker Black Hawk Down in dit geval. Over een helikopter met Amerikaanse soldaten die uit de lucht pleurt in een vijandig Mogadishu. Mogadishu ligt in Somalië en daar is de situatie, zeg maar, wat minder stabiel dan we hier in Europa gewend zijn. Ik sprak voor mijn werk (ik schrijf artikelen) vorige week een man die naar dat Somalië afgereisd was om voedselpakketten uit te delen aan die hongerige kinderen die je nog wel eens op televisie ziet langskomen als je je zit te irriteren aan reclames die je favoriete serie onderbreken. Zelfs hij moest beschermd worden door twee jeeps met lokale, tot de tanden bewapende milities. Terwijl je toch zou zeggen, joh, doe nou vriendelijk tegen iemand die je eten en drinken komt brengen. Voor gratis! Anyhow.
Ik kijk Black Hawk Down op mijn bank en ben gelukkig met de situatie. En toch vraag ik me weer wat af. Zoals gewoonlijk. Ik stel mezelf namelijk de bijzonder naïeve vraag waarom Amerikanen kennelijk altijd helden zijn. In een Amerikaanse film is dat vrij retorisch, ik weet het. Maar goed, dan toch. Er vallen nogal wat doden in deze film. Dode Amerikaan betekent keer op keer: een tragisch, gruwelijk-maar-toch-mooi-in-zijn-dramatiek, bloederig einde vervuld van heroïsche opoffering en vaderlandsliefde. Dode Somaliër: een met een woeste oerkreet omvallende neger. Die ook nog eens kostbare munitie verspilt omdat ie zo nodig door moet blijven schieten als hij omvalt. Wat is met deze domme eikel?
Nou. De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben benoemde dit beeld van de boze, op Amerikanen vurende engerd mooi met een conceptueel idee dat hij homo sacer noemde. Hij jatte dit vrij één-op-één van de oude Romeinen die op hun beurt bannelingen zo noemden. Homo sacer kun je het beste zien als iemand die op de één of andere manier buiten de ons bekende maatschappelijke orde valt. Een mens, maar ook een vreemdeling (in dit geval een dode, Somalische, munitie verspillende neger dus), die ofwel een hulpbehoevende, een zielig kijkend slachtoffer representeert, of een bedreigende woesteling die niks anders wil dan jou afslachten, bang maken of uitlachen. Een beetje hetgeen veel niet-westerlingen zijn in de ogen van veel wel-westerlingen. Onbekende vreemdelingen blijven onbemind en koeien zijn waar.
---
Metro’s of trams zijn mooie dwarsdoorsneden van de Nederlandse, postmoderne mensheid. De Amsterdamse metro die ik deel met mijn medepassagiers dendert langs de Amsterdam ArenA richting Amstelstation, de invallende avond aanvallend. Het meisje tegenover me is gefixeerd op haar mobiele telefoon terwijl de oudere man in een verkreukeld pak naast haar zijn aandacht lijkt te verdelen tussen afkeer van haar mobiele fixatie en wantrouwen jegens de groep Marokkaans uitziende jochies die net met veel amok de metro is komen binnenstormen. Op hun beurt kijken zij uitdagend naar de donkere jongen in werkkloffie die gespannen staart naar het avondrood aan de horizon. Hij stapt snel uit en botst tegen een woest kijkende man in een gedistingeerd bankierspak. Ik kauw op mijn kauwgum. Vooralsnog heeft niemand van deze vreemdelingen wapens.
De stilte van een menigte kan oorverdovend zijn terwijl ze in alle machteloosheid naar haar zelfverkozen lot marcheert. In de verte torent de Amsterdamse skyline de hoogte in tegen een bloedrode invallende avond. Ik kijk al kauwende naar buiten en kan een grijns niet onderdrukken. Onheil kan af en toe zo prachtig mooi uitzien.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten