zondag 12 december 2010

Kafka in de torens.

november 2010

Het is nacht. De wielen van mijn skatebord ratelen over de stoepen van het op dit tijdstip volledig verlaten bedrijventerrein. Een licht nazomerbriesje waait in mijn gezicht terwijl ik een heuveltje naar beneden sjees. Hier en daar brandt één of ander alarmlichtje en in de verte dendert metrolijn 53 door de uitgestorvenheid. Ik skate langs een bankje en krijg zin om daar een sigaret te roken. Mijn peuken liggen thuis. Jammerlijk gemiste kans.

In deze kantoorgebouwen speelt het leven van heel veel mensen zich af. Humanoïde robots in callcenters die hier meestal heel tijdelijk hun brood verdienen en de geketenden die waarschijnlijk ooit ook hebben gedroomd van mooiere dingen in het leven. Anonieme kapitaalstromen dicteren levens geregeerd door rond de wereld flitsende bits en andere abstracties. De vooruitgang heeft ons veel gebracht maar evenveel afgenomen ben ik bang. Een koude rilling doet mijn ruggegraat sidderen en ik kijk op - de eindeloze zwarte nacht in. Dit lijkt helemaal niet op een omgeving waar mensen leven. Dit is een omgeving waar mensen vroegtijdig en vrijwillig beginnen met doodgaan in de catacomben van hun kantoorgebouwen. Hun laatste restje menselijkheid wegspoelend met het zoveelste kopje automaatkoffie. En dat is nog niet eens lekkere koffie. Ik kan het weten want ik werk hier ook namelijk.

Uitdagend prikken de kantoortorens de nacht in. Alsof de mensheid de brute toorn van nieuwe goden nodig heeft. Niemand reageert. De hemel is leeg. Koude sterren waken over de mensheid. Misschien zijn zij ook wel op zoek naar dat laatste beetje menselijkheid in deze waanzinnige race naar de top op dat rotsblokje waarop wij zo'n beetje rondleven. De helft van de gebouwen hier staat leeg. Bedrijvigheid die opgeslokt werd toen het grote Amsterdam de Zuidas begon te bouwen en het kleine Diemen niet meer wist wat ze nou moesten met hun bedrijventerreintjes. Zo werkt het kapitalisme nou eenmaal. De natuur vind het prima allemaal. Een vast ooit bedrijviger pand wordt inmiddels overwoekerd door begroeiing en de konijnen zijn op dit kleine stukje aarde eigenlijk heer en meester.

Ik rust even uit op een stoepje. Nog steeds zonder sigaret. Zittend in het neongroene licht van een met rolluiken gebarricadeerd tankstation rolt een zweetdruppel mijn oog in. Dat prikt. De korte pijnsensatie wekt me uit mijn fatalistische contemplaties. Ik sta op en rol weer voort door het duister van de nacht. Door de donkere betonnen jungle die zijn schaduwen ver naar binnen werpt en mensen kan opslokken om ze nooit en te nimmer meer los te laten. Door de betonnen jungle die voor heel even van mij alleen is.

Geschiedenis schrijven doe je zelf (DIY FTW!!!)

oktober 2010

Het is vroeg in de middag ergens. Ik trek mijn oogleden met de nodige moeite van elkaar en duizel terug de echte wereld in. Ik trek mijn muts van mijn hoofd en kijk even in de rondte. Mijn huis stinkt naar oud bier en ranzige, doorgerookte kleren. Mensen liggen diep in hun capuchontruien gedoken op de grond of op de bank hun roes uit te slapen. Ik neem een slok lauwe en inmiddels van alle koolzuur ontdane cola en kots deze direct weer de plee in. Godsamme. Ik bekijk de schade. Ik plak aan de vloer en overal staan bierblikken of ligt platgestampt voedsel rond. Misschien moet ik even wat opruimen. Na drie dagen zuipen is het allicht wel weer tijd om nog eens te gaan checken hoe het in de buitenwereld ervoor staat. Als je ontbijt dan bestaat uit een halve pizza, een overgebleven shotje tequila en het smoken van wat Hollandse rookwaar, concludeer je al vrij snel weer dat je deze zondag wel kunt afschrijven. Een zes uren durend gesprek over quantumfysica, zenboeddhisme en hardcoreshows vind ik echter ook een vrij nuttige tijdsbesteding als je jezelf steeds dichter bij de één of andere waarheid voelt komen.

Hoge toppen en diepe dalen. Eens even zien. Flitsen van broeierige rokerigheid schieten voor mijn geestesoog langs. We dronken Jägershots van een euro in een overvol met toeristen gevuld rookhok terwijl een zachte miezerregen de Amsterdamse wallen in een onvermijdelijke herfst onderdompelde. Er was iets met een elleboog die iemand temidden van feestende en dansende mensen hard in mijn bek parkeerde die mij even dronken en dizzy deed ronddolen terwijl ik de situatie probeerde te begrijpen. Er was een feestje in een kantoorpand. Er waren paupergoedkope halve literblikken, er was tequila, er waren Corona's, er werd geblowd en er werd met eten gegooid. De tactisch opgestelde prullenbak lag al na een kwartiertje languit over de vloer terwijl iemand met een American Football-outfit aan zich stond af te vragen of het mogelijk zou zijn om door de muur heen te springen. Flitsen weekend en flitsen feest komen in een bij lange na niet op een chronologische logica gestoelde volgorde mijn dorgerookte brein binnenschieten. Onverstaanbaar gemurmel van dronken filosofen. Zo'n avond dat je de zin van het leven weet te ontrafelen. Maar dat daarna weer snel vergeten bent omdat je kapot bezopen bent en je met futiliteiten bent gaan bezighouden zoals hoeveel gummibeertjes iemand menselijkerwijs in zijn mond kan stoppen.

---

Soms heb je dit soort excessen gewoon even nodig. Om weer even aan de verantwoordelijkheden van de echte wereld te ontsnappen. Ik stap uit bed en rek me uit. De geur van koffie trekt mijn aandacht. Er moet weer gewoon gewerkt worden. De kantoorrealiteit roept en de bitterzoete chaos van een losgeslagen weekend is per direct richting de in het grote geheel bezien onbelangrijke - maar daarom niet minder interessante pagina's van de geschiedenisboeken gedirigeerd.

Trainen voor Utopia.

september 2010

De bovenste verdieping van een kantoorgebouw is af en toe wel een aangename omgeving om je te bevinden. Je hebt een mooi uitzicht over dingen die in de essentie helemaal niet echt mooi zijn. Maar afstand creëert overzicht en daar zit ook een bepaalde schoonheid in. Ik neem een slok water en kijk rond. De in vlotte edoch nette kleding gestoken persoon die deze training zal gaan geven staat wat te kutten met een niet werkende beamer. Op de gelige muren van de vergaderruimte zijn bloemen getekend. En smileys. Het klaarstomen van mensen voor het bedrijfsleven moet natuurlijk wel in een positieve sfeer natuurlijk. De trainer kijkt op zijn checklist, vinkt het één of ander af en continueert glimlachend zijn referaat over 'positiviteit' en 'de juiste werkinstelling'.

Natuurlijk is het opbouwen van een homogene bedrijfscultuur handig. Dat werkt iets lekkerder weg. Maar deze façade is zo ontzettend doorzichtig. Waarschijnlijk omdat deze mensen te weinig kennis en capaciteiten bezitten om de onzin die ze moeten uitvoeren ook nog eens goed te doen. Maar wacht. Een tietenloze theemuts gaat mij nu iets uitleggen over dat wij als 'team' onze 'klantgerichtheid' 'centraal moeten stellen'. Terwijl ik deze vrouw in mijn hoofd inmiddels al heb gevierendeeld, levend verbrand en van zeven hoog uit het raam gekieperd heb, gaat zij rustig verder met infantiliseren van volwassen mannen door ze koosnaampjes te geven omdat dat de 'werksfeer ten goede komt'. Niet hier hoeven werken, dat zou de werksfeer pas ten goede komen. Mensen worden omgeturnd in blije radartjes die dankbaar zijn dat ze binnen dit gesloten systeem mogen gaan functioneren. De illusie van veiligheid. Terwijl minimumloon en flexcontracten zorgen dat de hiërarchie netjes in stand blijft. Alle status quo is zwaar allergisch voor eventuele nieuwe ideeën die de stabiliteit van hetgeen dat is in gevaar kunnen brengen.

Ik sta buiten op het trapje voor dit futuristisch uitziende kantoor een peuk te roken. De studentikoze dagen van dronken door de straten trekken op tijdstippen dat het werkvolk alweer aan de koffie gaat zijn definitief over. Een haastige jongen rent me bijna omver terwijl hij zichzelf met zijn pasje naar binnen bliept. Welkom in de toekomst. We zijn afgericht om binnen te utopie door te blijven strompelen, niet om te leven ofzo. Want leven, dat is zo overgewaardeerd.