Februari 2010
Het is warm hier. Gistermiddag bereikte het kwik een wel-heel-erg-warme-41 graden Celsius. Ik stap net uit een klein, gedeukt groen busje waarmee ik de afgelopen zes uur vergezeld door dertig andere medepasagiers over stoffige wegen gehobbeld ben. Ik loop door de krioelende massa van mensen en brommertjes die Bamako tijdens de spits is. Bamako is de hoofdstad van Mali. Mali is een derdewereldland en bestaat voor een deel uit bloedje heet Saharaans zand en voor een deel uit tropische Nigerkusten. Het leven centreert zich hier zo'n beetje rond deze levensader die gestaag door de stoffige landschappen van West-Afrika stroomt. Het land is voor het overgrote deel islamitisch. Maar in tegenstelling tot het in Nederland gangbare beeld van enge moslims die zich uitsluitend bezighouden met het construeren van bomgordels en al gniffelend in een tent van kamelenleer sinistere plannetjes uitdenken om de decadente westerse wereldorde omver te werpen, blijken al deze moslims ontzettend aardig en gastvrij te zijn. Keer op keer blijken moslims net mensen te zijn!* Ik krijg waarachtig van alle kanten het idee dat de inwoners daadwerkelijk blij zijn dat je hun land bezoekt. Ook al koop ik weinig prullaria die iedereen aan iedereen probeert te slijten en spreek ik slecht Frans dus versta maar de helft van wat er tegen me aan gebrabbeld wordt.
Voor de gemiddelde Nederlander is gastvrijheid niet iets wat er met de paplepel ingegoten is. Bij aankomst in Bamako wordt direct een extra stel borden de eettafel opgeflikkerd om de net aangekomen reizigers eens goed vol te stoppen met grote hoeveelheden voedsel. Maar kijk uit. Voor je het weet zit je verplicht een paar liter thee achterover te werken om uiteindelijk op een kleedje in een sloppenwijk ergens bij de woestijnrand een pijp aan te steken met een volledig gesluierde maar daarom niet minder slechte grappen makende leeftijdsgenoot. In Holland mag je blij zijn als je een tweede koekje bij de koffie krijgt. Als je al een koekje krijgt.
---
Terug aangekomen in een nu nog tien keer zo koud lijkend Amsterdam ga ik maar weer boodschappen doen in de supermarkt. In de Appie op de Nieuwmarkt staat een toerist voor me in de rij. Ziet een beetje Spaans uit ofzo. In ieder geval iemand die geen Nederlands spreekt en er uitziet alsof ie het minstens zo koud heeft als ik het nu heb. Uit zijn schouderophalen en niet begrijpende blik maak ik op dat hij niet heeft begrepen wat een 'bonuskaart' precies inhoudt en niet volledig snapt dat hij 'twee euro twintig' moet betalen. Met een blik alsof het volkomen logisch is hoe ze dit probleem tackled, schreeuwt het kassameisje bij de Appie op de Nieuwmarkt in Amsterdam uit volle borst en met een geërgerde blik in haar ogen tegen de nog steeds onbegrijpend zijn schouders ophalende toerist dat hij 'TWEE EURO TWINTIG MOET BETALEN! TWEE EURO TWINTIG!!! EN OF IE EEN BONUSKAART HEB!!!! BOO-NUS-KAAHAART!!!'.
Ik schud mijn hoofd van ongeloof en zucht eens heel heel erg diep voordat ik de beste man in het Engels uitleg wat er aan de hand is. Afgezien van de briljante redenatie van het kassameisje dat het verhogen van het volume van het gesprokene stande pede een spontane toename van begrip van onze taal zou moeten bewerkstelligen, is het ook nog eens vies asociaal om zo te schreeuwen tegen gasten. Lastig he, toeristen. Behalve als je zelf op vakantie gaat want dan wordt er alsnog in enclavevorm friet met mayo besteld en over Duitsers gezeurd op een Spaans strand vol met kaaskoppen. Friet van Piet in Lloret. Want het moet allemaal niet te moeilijk worden natuurlijk. Je weet zelluf!
Zucht.
Laten we elkaar nu geen kniesoor noemen. We hebben het verdomde goed hier en toch is zeuren op dingen die er niet echt toe doen zo'n beetje de nationale hobby hier bij ons achter de dijken. En het zou voor de gemiddelde Nederlander best eens goed zijn zicht eens een keer niet als een ontzettende zak aardappelen op te stellen. Stelletje kniesoren.
* Let op de Luyendijk referentie waarmee ik probeer aan te tonen dat ik op zijn minst een beetje literair onderlegd ben. Pure imagokwestie natuurlijk. Op het moment lees ik namelijk De-tien-beste-verhalen-van Damon Knight. Geen Luyendijk.
dinsdag 9 maart 2010
Bureaucratia
januari 2010
Nippend aan een kop koffie wordt ik zittend in mijn boxershort en badjas weer een keertje 'even in de wacht gezet' door een behulpzame doch niet heel effectieve medewerker van instelling B waarnaar ik net ben doorverwezen door instelling A die me 'jammer genoeg echt niet konden helpen, meneer'. De post heeft mijn paspoort kwijtgespeeld en nu moet ik dus heel erg snel een nieuwe regelen omdat ik vliegtickets heb geboekt zonder een annuleringsverzekering af te sluiten. Lang leve de geprivatiseerde postvrienden van de TNT. Op deze manier krijg ik mijn vrije dag wel om inderdaad. Heel fijn, heel fijn. Want stel je toch voor dat ik me zou gaan vervelen. Dat kan en mag natuurlijk niet. Zeker niet in een samenleving die het productief inrichten van zo'n beetje het hele leven nastreeft. Het basale nuttigheidsdenken dat zijn ketens ongemerkt om onze geest heeft vastgelegd en ons niet meer toestaat om zo nu en dan gewoon niks te doen.
Een cryptisch web van ambtelijke terminologie en een onoverzichtelijk doolhof van halflauwe bullshit. Welkom in Bureaucratia beste burger.
Na navraag bij verschillende gemeentelijke instellingen kom ik achter het bestaan van zogenaamde nooddocumenten. Voor wat achteraf een schattig roze noodpaspoort blijkt te zijn heb ik echter weer identiteitsdocumenten nodig ter identificatie, want ja, mijn paspoort is immers kwijtgemaakt door een incompetente muts die de verkeerde sticker op een envelop heeft geplakt. En die documenten haal je bij de gemeente waar je staat ingeschreven. Na een stressvolle busreis ren ik nog net op tijd het gemeentehuis in om hijgend mijn verhaal te doen bij de betreffende baliemedewerker die me na navraag bij haar afdelingschef weet te vertellen dat ze me 'niet kan helpen'. Wablief?
Het in de avonduren aanvragen van nieuwe identiteitsdocumenten strookt namelijk niet met de procedures die binnen de gemeente Amsterdam gangbaar zijn, zo wordt mij uitgelegd met een blik dat-iedereen-zoiets-toch- zou-moeten-weten. Mijn maag keert zich om en door mijn hoofd schieten gedachten die de AIVD wel zouden moéten alarmeren over hoe deze pennenlikkers hun dood ingejaagd moeten worden. Een in onberispelijk pak gestoken bureauman die blijkbaar de chef is hier bemoeit zich ermee en legt me op kille, procedurele toon uit dat het niet de bedoeling is dat ik hier moeilijk kom lopen doen. Moeilijk? Doen? De verpersoonlijking van alles waar ik een hekel aan heb staat hier voor me en technisch gezien heeft hij gelijk. Procedures über alles. Een half dozijn boze blikken schieten over en weer en uiteindelijk loop ik briesend en een aantal kleurrijke verwensingen door deze ambtelijke omgeving brullend het gemeentehuis uit om een peuk te roken zoals nog nooit iemand een peuk heeft gerookt in de geschiedenis van de mensheid. Dit terwijl ik breed glimlachend denk aan hoe ik de kleindochters van de betreffende bureaucraat met groot genoegen voor zijn ogen zou vierendelen.
Even eerlijk tussen jou en mij, bovenstebeste bureauman. Jouw leven en mijn leven hebben verdacht weinig gemeen. Van jouw procedures keert mijn maag zich rustig nog een keertje om. Ik mag jou niet, en jij mag mij waarschijnlijk evenmin. Maar wel heel erg jammer dat de dingen die jij doet veel invloed op dat leven van mij hebben. Ontsnappen aan het web van Bureaucratia. Onmogelijk. Emigratie gaat steeds zinniger klinken hoe langer ik er over nadenk. Naar één of ander vooralsnog onaangetast land. Uhm. De Noordpool misschien. Voordat de Noren, Russen en Canadezen er een oorlog om beginnen? Zodat ik nog de tijd heb om een bunker van misantropie te graven en ik diep weggekropen in de binnensten van de aarde nors de mensheid kan vervloeken terwijl ik zelfgebrouwen sterke drank naar binnen slurp.
Nippend aan een kop koffie wordt ik zittend in mijn boxershort en badjas weer een keertje 'even in de wacht gezet' door een behulpzame doch niet heel effectieve medewerker van instelling B waarnaar ik net ben doorverwezen door instelling A die me 'jammer genoeg echt niet konden helpen, meneer'. De post heeft mijn paspoort kwijtgespeeld en nu moet ik dus heel erg snel een nieuwe regelen omdat ik vliegtickets heb geboekt zonder een annuleringsverzekering af te sluiten. Lang leve de geprivatiseerde postvrienden van de TNT. Op deze manier krijg ik mijn vrije dag wel om inderdaad. Heel fijn, heel fijn. Want stel je toch voor dat ik me zou gaan vervelen. Dat kan en mag natuurlijk niet. Zeker niet in een samenleving die het productief inrichten van zo'n beetje het hele leven nastreeft. Het basale nuttigheidsdenken dat zijn ketens ongemerkt om onze geest heeft vastgelegd en ons niet meer toestaat om zo nu en dan gewoon niks te doen.
Een cryptisch web van ambtelijke terminologie en een onoverzichtelijk doolhof van halflauwe bullshit. Welkom in Bureaucratia beste burger.
Na navraag bij verschillende gemeentelijke instellingen kom ik achter het bestaan van zogenaamde nooddocumenten. Voor wat achteraf een schattig roze noodpaspoort blijkt te zijn heb ik echter weer identiteitsdocumenten nodig ter identificatie, want ja, mijn paspoort is immers kwijtgemaakt door een incompetente muts die de verkeerde sticker op een envelop heeft geplakt. En die documenten haal je bij de gemeente waar je staat ingeschreven. Na een stressvolle busreis ren ik nog net op tijd het gemeentehuis in om hijgend mijn verhaal te doen bij de betreffende baliemedewerker die me na navraag bij haar afdelingschef weet te vertellen dat ze me 'niet kan helpen'. Wablief?
Het in de avonduren aanvragen van nieuwe identiteitsdocumenten strookt namelijk niet met de procedures die binnen de gemeente Amsterdam gangbaar zijn, zo wordt mij uitgelegd met een blik dat-iedereen-zoiets-toch- zou-moeten-weten. Mijn maag keert zich om en door mijn hoofd schieten gedachten die de AIVD wel zouden moéten alarmeren over hoe deze pennenlikkers hun dood ingejaagd moeten worden. Een in onberispelijk pak gestoken bureauman die blijkbaar de chef is hier bemoeit zich ermee en legt me op kille, procedurele toon uit dat het niet de bedoeling is dat ik hier moeilijk kom lopen doen. Moeilijk? Doen? De verpersoonlijking van alles waar ik een hekel aan heb staat hier voor me en technisch gezien heeft hij gelijk. Procedures über alles. Een half dozijn boze blikken schieten over en weer en uiteindelijk loop ik briesend en een aantal kleurrijke verwensingen door deze ambtelijke omgeving brullend het gemeentehuis uit om een peuk te roken zoals nog nooit iemand een peuk heeft gerookt in de geschiedenis van de mensheid. Dit terwijl ik breed glimlachend denk aan hoe ik de kleindochters van de betreffende bureaucraat met groot genoegen voor zijn ogen zou vierendelen.
Even eerlijk tussen jou en mij, bovenstebeste bureauman. Jouw leven en mijn leven hebben verdacht weinig gemeen. Van jouw procedures keert mijn maag zich rustig nog een keertje om. Ik mag jou niet, en jij mag mij waarschijnlijk evenmin. Maar wel heel erg jammer dat de dingen die jij doet veel invloed op dat leven van mij hebben. Ontsnappen aan het web van Bureaucratia. Onmogelijk. Emigratie gaat steeds zinniger klinken hoe langer ik er over nadenk. Naar één of ander vooralsnog onaangetast land. Uhm. De Noordpool misschien. Voordat de Noren, Russen en Canadezen er een oorlog om beginnen? Zodat ik nog de tijd heb om een bunker van misantropie te graven en ik diep weggekropen in de binnensten van de aarde nors de mensheid kan vervloeken terwijl ik zelfgebrouwen sterke drank naar binnen slurp.
Abonneren op:
Posts (Atom)